TITEL III - BIJZONDERE BEPALINGEN TOEPASSELIJK IN ZEKERE NIJVERHEIDSTAKKEN
ter informatie! raadpleeg steeds officiële sites om geldigheid van deze informatie na te gaan!
HOOFDSTUK II - Speciale maatregelen op sommige bedrijven toepasselijk.
Afdeling II - Scheikundige nijverheden.
A. Gebruik, aankoop, verkoop en vervoer van sommige giftige produkten.
Art. 393. <Zie nota's onder TITEL> <KB 28-08-1968> §
1. De hierna opgesomde giftige stoffen en de produkten die deze stoffen
inhouden, mogen aan de in artikel 28 van dit reglement bedoelde (personen,
ondernemingen en instellingen) uitsluitend onder verpakkingen geleverd
worden waarop nauwkeurig, goed zichtbaar en goed leesbaar vermeld is dat
zij zulke stoffen inhouden : <KB 1987-09-17/31, art. 13, 017; Inwerkingtreding
: 12-10-1987>
1° lood, loodlegeringen en loodverbindingen;
2° kwik, kwikamalgamen en kwikverbindingen;
3° witte fosfor en giftige fosforverbindingen;
4° arseen, cadmium, mangaan, thallium, vanadium, beryllium en hun
verbindingen;
5° fluor en zijn verbindingen;
6° zwavelkoolstof;
7° benzeen, tolueen en xylenen;
8° homologen van benzeen, andere dan tolueen en xylenen;
9° alifatische koolwaterstoffen die bij gewone temperatuur niet gasvormig
zijn;
10° petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen die niet
destilleren beneden 150° C;
11° gedenatureerde petroleumbenzine en andere gedenatureerde koolwaterstofoplosmiddelen
waarvan maximum 10 pct. in volume destilleren beneden 155° C;
12° petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen waarvan
de destillatiekurve onder 150° C begint, d.i.:
a) gedesaromatiseerde petroleumbenzine en andere gedesaromatiseerde koolwaterstofoplosmiddelen.
Onder deze benamingen worden verstaan de petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen
waarvan het gehalte aan aromatische koolwaterstoffen niet hoger is dan
1 pct. in volume en waarvan het gehalte aan benzeen alleen niet hoger
is dan 0,25 pct. in volume;
b) petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen die maximum 7
pct. in volume benzeen, tolueen en xylenen samen en maximum 0,25 pct.
in volume benzeen alleen inhouden;
c) petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen die maximum 1
pct. in volume benzeen inhouden;
13° naftaleen en zijn homologen;
14° styreen;
15° terpenen;
16° terpentijn en terpentijnolie;
17° pek, teer en andere bijprodukten van steenkool;
18° polycylische koolwaterstoffen en hun derivaten;
19° carbazol en zijn derivaten;
20° bitumen, asfalt en ruwe paraffine;
21° radioactieve stoffen;
22° nitro- en halogeenderivaten van de aromatische koolwaterstoffen;
23° fenolen en hun nitro-, halogeen-, nitroso-, sulfon- of carboxylderivaten,
alsmede de zouten van die produkten;
24° aromatische aminen en hydrazinen alsmede hun halogeen-, fenol-,
nitroso-, nitro- of sulfonderivaten;
25° synthetische organische kleurstoffen;
26° halogeen- en aminoderivaten van de alifatische koolwaterstoffen;
27° tetramethylthiuramdisulfide;
28° benzochinon;
29° methanal of formaldehyde;
30° formol;
31° methanol;
32° fosgeen;
33° chloor, broom, jood;
34° cyaanwaterstof en cyaniden;
35° cyaanzuur, cyanaten en isocyanaten;
36° oxaalzuur en oxalaten;
37° carbonylnikkel;
38° chroomzuur, natrium-, kalium- of ammoniumchromaten en -bichromaten;
39° streptomycine en zijn zouten.
De verpakkingen moeten evenwel geen melding maken van:
a) de aanwezigheid, in produkten die geen oplosmiddelen zijn, van benzeen,
tolueen of xylenen, wanneer het oplosmiddel in die produkten niet meer
dan 1 pct. in volume van die koolwaterstoffen samen inhoudt;
b) de aanwezigheid in verven, vernissen en bedekkingsmiddelen, van stoffen
hierboven bedoeld in 8°, 9°, 10°, 11°, 12° a, 15°
en 16°;
c) de aanwezigheid, in om het even welke stoffen, van chloorderivaten
van de alifatische koolwaterstoffen, wanneer deze aanwezigheid voortvloeit
uit een door de Dienst der Accijnzen voorgeschreven denaturering en het
gehalte van bedoelde produkten aan deze chloorderivaten het door die dienst
vereiste minimum niet overschrijdt;
d) de aanwezigheid, in om het even welke produkten, van minieme hoeveelheden
aromatische aminen of synthetische organische kleurstoffen die er worden
aan toegevoegd zonder enige technische noodzaak, doch alleen om ze te
kleuren met esthetische, decoratieve of publicitaire doeleinden of ter
identificatie.
§ 2. De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op:
1° de stoffen en produkten die deze inhouden, geleverd los op wagons,
vrachtwagens of schepen, of geleverd in tankwagens, -wagens of -schepen.
In dit geval echter moet de leveringsfactuur die aan de werkgever overgemaakt
wordt de aard van deze stoffen vermelden op dezelfde manier als deze voorgeschreven
in § 3;
2° de ertsen;
3° de niet-radioactieve ruwe en bewerkte metalen;
4° de voor dierenvoeding bestemde bereidingen;
5° de artikels voor gewoon bureauwerk;
6° de petroleumbenzine en de andere koolwaterstoffen uitsluitend bestemd
voor de voeding van motoren of voor verwarming;
7° de smeeroliën;
§ 3. De in § 1 voorgeschreven vermelding moet de giftige stoffen
opgeven met dezelfde benaming als die welke voorkomt in die paragraaf.
Indien die benaming een soortnaam is als "loodverbinding" "homoloog
van benzeen, ander dan de tolueen en xylenen", "alifatische
koolwaterstof", "halogeenderivaat van alifatische koolwaterstof",
"cyanide", mag zij worden vervangen door een specifieke chemische
benaming die met ten minste evenveel klaarheid en zekerheid de chemische
aard van de stof bepaalt, zoals "loodsulfaat", "éthylbenzeen",
"hexaan", "trichloorethyleen", "kaliumcyanide".
Indien het evenwel om stoffen gaat zoals bedoeld in § 1, 12°,
moet als de vermelding de volgende tekst worden gebruikt, waarin het woord
"petroleumbenzine" in voorkomend geval mag worden vervangen
door het woord "koolwaterstofoplosmiddel":
a) voor de stoffen bedoeld in 12°, a:
"gedesaromatiseerde petroleumbenzine":
b) voor de stoffen bedoeld in 12°, b:
"petroleumbenzine met in volume maximum 7 pct. benzeen, tolueen en
xylenen samen en maximum 0,25 pct. benzeen alleen";
c) voor de stoffen bedoeld in 12°, c:
"petroleumbenzine met in volume maximum 1 pct. benzeen".
Indien het gehalte van benzeen, tolueen en xylenen samen van de in 12°,
c, bedoelde stoffen hoger is dan 1 pct. in volume, moet de aanwezigheid
van tolueen en xylenen erbij worden vermeld.
In de vermeldingen, bedoeld in het derde lid, b en c, mogen de maximumgehalten
worden vervangen door het juiste gehalte aan tolueen en xylenen samen.
§ 4. De in § 1 voorgeschreven vermelding moet, wat de vorm,
kleur of uitzicht betreft, scherp afsteken tegen de achtergrond waarop
zij is aangebracht, zodat zij dadelijk en zo levendig mogelijk in het
oog springt. Indien aan de verpakking een kant voorbehouden is waarop
zij normaal wordt neergezet, moet de vermelding aangebracht op een der
andere kanten, bij voorkeur op de grootste.
§ 5. (opgeheven) <KB 09-04-1980, art. 5>
§ 6. Indien het een radioactieve stof betreft moet de vermelding
beantwoorden aan de bepalingen ter zake van het koninklijk besluit van
28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de
bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.
§ 7. Voor de toepassing van de voorschriften van dit artikel moeten
als verpakkingen worden aangezien, de recipiënten, bussen, flessen,
dozen, zakken, builtjes, enz., die de bedoelde stoffen of produkten rechtstreeks
inhouden en niet de voorlopige omhulsels die dienen om de recipiënten,
bussen, flessen, dozen, zakken, builtjes, enz. te beschermen of om ze
samen te houden tijdens hun verblijf in magazijn of tijdens hun vervoer.
De in § 1 voorgeschreven opgave moet niet op de voorlopige omhulsels
worden aangebracht behalve indien het radioactieve stoffen betreft of
produkten die deze stoffen inhouden.
Wanneer evenwel in dit artikel bedoelde niet-radioactieve stoffen of produkten
die deze stoffen inhouden afgeleverd worden onder verpakkingen van klein
volume, in originele dozen waarop, langs buiten, alle handels- en technische
aanduidingen betreffende het merk, de benaming, het gebruik, enz., zijn
vermeld welke op die verpakkingen voorkomen, moet niet op elk van die
verpakkingen, maar alleen op de dozen die, in dat geval, zullen worden
aangezien als verpakking in de zin der bepalingen van voorgaand lid, gewezen
worden op de aanwezigheid van deze stoffen of produkten. Indien aan de
andere kant, de verpakking die rechtstreeks de beoogde stof of het beoogde
produkt inhoudt, van zeer beperkte afmetingen is, zodat het praktisch
niet mogelijk is er bij dit artikel voorgeschreven aanduidingen op aan
te brengen moeten deze vermeldingen en aanduidingen voorkomen op een verpakking
die over de voorgaande is aangebracht en die zoveel mogelijk bestemd is
om het in het bezit te blijven van het ondernemingshoofd ten einde de
bescherming van de eerste verpakking en van haar inhoud te verzekeren.
§ 8. Indien het nodig is, zullen de werkgevers hun leveranciers wijzen
op de verplichtingen die deze laatsten ingevolge dit artikel moeten nakomen.
De werkgevers zullen eveneens de aandacht van hun personeel vestigen op
de giftigheid van de bovenbedoelde stoffen en produkten, alsmede op de
noodzakelijkheid ze behoedzaam te behandelen en te gebruiken.
§ 9. Kunnen worden aangezien als etiketten in de zin van dit artikel,
de gelijkaardige en dezelfde mogelijkheden tot chemische identificatie
biedende aanduidingen die, ingevolge andere wettelijke bepalingen, op
de verpakking van sommige stoffen of produkten moeten voorkomen ten behoeve
van degenen die ze gebruiken.
§ 10. (De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op de
gevaarlijke stoffen en preparaten bedoeld in het artikel 723bis 8 van dit reglement.)
<KB 09-04-1980, art. 5>
Art. 394. <Zie nota's onder TITEL> (opgeheven) <KB 03-10-1973,
art. 6>
Phosphor.
Art. 395. <Zie nota's onder TITEL> Het is verboden witte-phosphorhoudende
lucifers te vervaardigen, te verkopen en voor de verkoop in voorraad te
hebben.
De produkten, die onder dit verbod vallen en de toestellen die tot het
vervaardigen er van gediend hebben, zullen in beslag genomen, verbeurdverklaard
en vernietigd worden.
Art. 396. <Zie nota's onder TITEL> De invoer van witte-phosphorhoudende
lucifers is verboden.
Bij geregelde aangifte wordt de waar in beslag genomen en verbeurdverklaard.
De invoer zonder aangifte of onder een onnauwkeurige benaming, alsook
het onregelmatig vervoer binnen de tolkring worden vastgesteld en gestraft
overeenkomstig de bepalingen der wet van 20 september 1897 op het beteugelen
van de sluikhandel in zake invoer van verboden goederen.
De verbeurdverklaarde produkten worden in elk geval vernietigd.
Loodhoudend email.
Art. 397. <Zie nota's onder TITEL> Omtrent het gebruik van loodhoudend
email wordt hieronder een verbod of beperking opgelegd in navermelde bedrijven,
voor de daartegenover bepaalde industriële bewerkingen.
Bedrijven:
Werkplaatsen voor het emailleren van ijzer en ruwijzer.
Industriële bewerkingen:
Het gebruik van loodhoudend email voor het zogenaamd "stofemailleren"
is verboden.
Het toepassingsgebied van de bepalingen van dit artikel zal, op advies
van de Diensten voor de Technische en medische Arbeidsbescherming, bij
ministeriële besluiten mogen gewijzigd of aangevuld worden.
(Dit artikel is van toepassing op het emailleerwerk dat onder de als gevaarlijk,
ongezond of hinderlijk ingedeelde inrichtingen gerangschikt is.) <KB
09-03-1962, art. 14>
(rubriek opgeheven) <KB 03-10-1973, art. 6>
Art. 397bis. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van
KB 03-10-1973, art. 6>
Loodwit, loodsulfaat en andere witte loodhoudende pigmenten. <KB 22-12-1970,
art. 1>
Art. 398. <Zie nota's onder TITEL> (opgeheven) <KB 1990-11-05/33,
art. 2, 032; Inwerkingtreding : 22-11-1991>
Art. 399. <Zie nota's onder TITEL> (opgeheven) <KB 1990-11-05/33,
art. 2, 032; Inwerkingtreding : 22-11-1991>
Art. 400. <Zie nota's onder TITEL> (opgeheven) <KB 1990-11-05/33,
art. 2, 032; Inwerkingtreding : 22-11-1991>
Art. 401. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
22-12-1970, art. 2>
B. <opheffingsbepaling van KB 01-07-1952, art. 10>
Art. 402. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
Art. 403. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
Art. 404. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
Art. 405. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
Art. 406. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
Art. 407. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
Art. 408. <Zie nota's onder TITEL> <opheffingsbepaling van KB
01-07-1952, art. 10>
C. Bereiding van loodverbindingen.
Algemene voorwaarden.
Art. 409. <Zie nota's onder TITEL> <KB 09-03-1962, art. 15>
De voorschriften van deze littera zijn van toepassing op de bereiding
van loodverbindingen, op de bereiding van loodwit en op de bereiding van
loodchromaten en van loodchromaathoudende verfstoffen die onder de als
gevaarlijk, ongezond of hinderlijk ingedeelde inrichtingen gerangschikt
zijn.
(Ze zijn eveneens van toepassing op de personen, ondernemingen en instellingen
bedoeld in artikel 28 van dit reglement.) <KB 1987-09-17/31, art. 14,
017; Inwerkingtreding : 12-10-1987>
Art. 410. <Zie nota's onder TITEL> Alle dagen, onmiddellijk na de
schorsing van 't werk, moeten de vloer der werkplaatsen, de toestellen
en het gereedschap zorgvuldig met veel water grondig gereinigd worden.
Op 't einde van elke week, moeten de muren, het timmerwerk, enz., en over
't algemeen, al de plaatsen waar loodhoudend stof ligt, afgewassen worden.
Het schoonmaken zonder water is volstrekt verboden.
Art. 411. <Zie nota's onder TITEL> Bij elke behandeling van loodverbindingen
worden de nodige maatregelen getroffen om te vermijden dat de handen met
die produkten in aanraking komen, er stof ontstaat en die produkten in
de ruimte verspreid worden.
Art. 412. <Zie nota's onder TITEL> De handvatten van het gereedschap
en al de door de werklieden te hanteren voorwerpen moeten in volkomen
reine staat gehouden worden.
Het stof zal opgezogen worden op de plaats zelf waar het voortgebracht
wordt en zal in kamers of gepaste toestellen samengebracht worden.
Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodwit.
Art. 413. <Zie nota's onder TITEL> Het lood moet gesmolten worden
in een bijzonder lokaal, onder een rookvang, derwijze opgesteld dat de
werkman-smelter zich buiten het bereik van alle uitwasemingen bevindt.
Tijdens (het aftappen) van het lood mag er in de rookvang slechts een
opening zijn, welke voor die verrichting volstrekt noodzakelijk is. Buiten
de smelttijd moet hij gans kunnen gesloten of op de smeltkroes nedergelaten
worden. Een machinale ventilator moet een voortdurende en sterke luchtstroom
onder de rookvang verzekeren. <KB 10-06-1952, art. 14 en bijl.>
Art. 414. <Zie nota's onder TITEL> De nodige maatregelen moeten
genomen worden om te vermijden dat het wegnemen van de roosters, de plaatjes
of de mest het minste stof zou veroorzaken. Desnoods, zullen die roosters,
plaatjes of elke mestbed op voldoende wijze bevochtigd worden.
Art. 415. <Zie nota's onder TITEL> Het afkloppen, afbijten en zeven
met de handen is verboden.
Art. 416. <Zie nota's onder TITEL> De niet in het water gedompelde
machinale bijt- of verbrijzeltoestellen moeten voorzien zijn van goed
dicht gesloten metalen bekledingen, welke verbonden zijn aan krachtig
werkende opzuigingstoestellen, derwijze geplaatst dat het loodhoudend
stof niet naar buiten kan vliegen.
De toestellen zullen slechts geopend worden na het volkomen neerslaan
van het stof; dit zal desnoods verzekerd worden door een straal waterdamp
of verstoven water.
Art. 417. <Zie nota's onder TITEL> Van af het afbijten van de roosters
tot na het einde van het verbrijzelen met water, moet het loodwit machinaal
van het ene toestel naar het andere worden overgebracht.
De werklieden mogen niet in de ovens binnendringen om er het droog loodwit
uit te halen, alvorens deze lokalen verkoeld zijn.
Art. 418. <Zie nota's onder TITEL> De loodwitbroodjes moeten machinaal
verbrijzeld worden en de verbrijzel-, maal- en builtoestellen zullen derwijze
geplaatst zijn dat het loodwit automatisch van het een in het ander toestel
komt. Die toestellen, in een bijzonder lokaal geplaatst, moeten voorzien
zijn van goede metalen bekledingen, zo dat er niet het minste loodwit
uit kan komen. Zij moeten voorzien zijn van machinale opzuigingstoestellen
en mogen slechts geopend worden na volledige neerslag van het poederachtige
stof.
Art. 419. <Zie nota's onder TITEL> Het verpakken van droog loodwit
moet machinaal en derwijze geschieden dat hoegenaamd geen stof ontsnappen
kan.
Art. 420. <Zie nota's onder TITEL> Het loodwitpoeder zal derwijze
door middel van een toestel in de laadrechter van de pletmachine met olie
gebracht worden dat er hoegenaamd geen stof kan ontstaan. De trechter
zal voorzien zijn van een bekleding, waaronder, gedurende de ganse werktijd,
de lucht door middel van een krachtige mechanische ventilator zal opgezogen
worden.
Art. 421. <Zie nota's onder TITEL> Het mengen van het droog loodwit
met de olie alsook de eerste verbrijzelverrichting moeten in een volkomen
dicht gesloten toestel geschieden. Van dit toestel zal het loodwitdeeg
automatisch naar de verschillende pletrollen gebracht worden.
Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodoxyde: massicot,
loodlit, menie.
Art. 422. <Zie nota's onder TITEL> De nodige voorzorgen dienen genomen
opdat, tijdens het roeren en het uit de oven halen, de werklieden niet
aan damp en stof worden blootgesteld. Staan de ovens niet in open lucht,
dan moeten, boven de deuren rookvangen met krachtige luchtstroom geplaatst
worden.
Art. 423. <Zie nota's onder TITEL> Het tot poeder stampen en builen
zal in (luchtdicht gesloten) toestellen worden verricht, die slechts zullen
geopend worden na volledige neerslag van de poederachtige stof. <KB
10-6-1952, art. 14 en bijl.>
Art. 424. <Zie nota's onder TITEL> Bij het overgieten, in vaten
doen en samendrukken, zullen de nodige voorzorgen genomen worden om het
opjagen van het stof volkomen te verhinderen.
Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodchromaat en van
de verven die er bevatten.
Art. 425. <Zie nota's onder TITEL> Het tot poeder stampen, builen,
samendrukken en verpakken, moeten derwijze geschieden dat hoegenaamd geen
stof ontsnappe. Die verrichtingen moeten geschieden hetzij onder krachtig
werkende opzuigtoestellen, hetzij in luchtdicht gesloten toestellen, die
slechts zullen geopend worden nadat de poederachtige stof volledig is
neergeslagen.
Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodarseniaat.
Art. 426. <Zie nota's onder TITEL> De invretende vloeistoffen dienen
mechanisch te worden vervoerd en overgegoten.
Art. 427. <Zie nota's onder TITEL> De vaten en recipiënten
die voor de reacties en de behandelingen dienen, zullen uit materiaal
worden vervaardigd dat door de aangewende stoffen niet kan worden aangetast.
Art. 428. <Zie nota's onder TITEL> Het tot poeder stampen, het builen,
het samendrukken, het inpakken en alle andere behandelingen van de grondstoffen
of van het bereid produkt moeten derwijze geschieden dat er zich in de
werkplaatsen geen stof kan verspreiden.
Art. 429. <Zie nota's onder TITEL> Buiten vermelde voorschriften
en die hoofdzakelijk ten doel hebben lood- en andere vergiftigingen te
voorkomen, moeten de fabrikanten navermelde maatregelen nemen, om de andere
bezwaren van hun bedrijf te voorkomen.
Art. 430. <Zie nota's onder TITEL> Mesthopen en carbonatatiekamers
mogen niet opgericht worden nabij de woningen, die aan derden toebehoren.
De nodige voorzorgen zullen genomen worden opdat het water der naburige
putten niet besmet worde door de met de organische stoffen van de mest
beladen vloeistoffen.
Art. 431. <Zie nota's onder TITEL> Water waarin lood- of arseenverbindingen
opgelost zijn of waarin deze zweven, mag alleen in openbare riolen aflopen;
het is verboden het in de grond te laten dringen of het buiten de inrichting
te laten wegvloeien.
Art. 432. <Zie nota's onder TITEL> Alle brandbare stof moet van
de droogplaatsen worden verwijderd.
Art. 433. <Zie nota's onder TITEL> De tijdens het bereiden voortgebrachte
schadelijke gassen zullen derwijze worden gecondenseerd of opgeslorpt
dat ze noch de werklieden noch de buren zouden kunnen hinderen.