TITEL III - BIJZONDERE BEPALINGEN TOEPASSELIJK IN ZEKERE NIJVERHEIDSTAKKEN
ter informatie! raadpleeg steeds officiële sites om geldigheid van deze informatie na te gaan!
HOOFDSTUK VI. - <KB 1985-02-01/31, art. 1, 011> Bijzondere maatregelen
in verband met bepaalde industriële activiteiten.
Art. 723quinquies. <KB 1985-02-01/31, art. 1, 011>
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 54quater van dit reglement zijn
de exploitanten van de industriële activiteiten die plaatsvinden
in de in bijlage I bedoelde installaties waarbij één of
meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn of kunnen betrokken zijn en waaraan risico's
voor zware ongevallen verbonden kunnen zijn en de exploitanten van de
in bijlage II bedoelde opslagplaatsen die niet gehecht zijn aan de in
bijlage I vermelde installaties verplicht alles in het werk te stellen
om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor de mens te
beperken.
Onder zwaar ongeval wordt verstaan een gebeurtenis, zoals zware emissie,
brand of explosie, in verband met een ongewoon voorval bij een industriële
activiteit, die een ernstig, onmiddellijk of later optredend gevaar oplevert
voor de mens binnen of buiten de inrichting en waarbij één
of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Onder gevaarlijke stoffen verstaat men de stoffen die algemeen worden beschouwd als
stoffen die beantwoorden aan de criteria van bijlage IV of die voorkomen
op de lijst van bijlage III en van bijlage II.
2. De exploitanten van de onder I bedoelde industriële activiteiten
of opslagplaatsen stellen de Administratie van de arbeidsveiligheid en
de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde onmiddellijk
op de hoogte van ieder zwaar ongeval.
Zodra de desbetreffende gegevens bekend zijn wordt de kennisgeving aangevuld
met :
_ de omstandigheden waaronder het ongeval zich heeft voorgedaan;
_ de bij het ongeval betrokken gevaarlijke stoffen zoals bepaald onder 1;
_ alle beschikbare gegevens aan de hand waarvan de gevolgen van het ongeval
kunnen worden beoordeeld;
_ de getroffen noodmaatregelen;
_ de maatregelen die worden overwogen om de gevolgen van het ongeval op
middellange en lange termijn te ondervangen;
_ de maatregelen die worden overwogen om de herhaling van het ongeval
te voorkomen.
3. De exploitanten van de onder 1 vermelde industriële activiteiten
of opslagplaatsen zijn verplicht te allen tijde in staat te zijn aan de
ambtenaren van de in 2 bedoelde administraties aan te tonen dat zij zorg
hebben gedragen voor het vaststellen van de bestaande risico's voor zware
ongevallen, voor het nemen van passende veiligheidsmaatregelen en voor
de veiligheidsvoorlichting, -training en -uitrusting van het tewerkgesteld
personeel.
4. De exploitant van een industriële activiteit zoals bepaald onder
1 waarbij één of meer gevaarlijke stoffen genoemd in bijlage III in de in deze bijlage vastgestelde
hoeveelheden betrokken zijn of betrokken kunnen zijn als grondstoffen,
tussenprodukten, bijprodukten, eindprodukten of afvalprodukten of de exploitant
van een opslagplaats als bedoeld in bijlage II, in de in die bijlage,
tweede kolom, vastgestelde hoeveelheden, is verplicht de in 2 bedoelde
administraties een kennisgeving te doen.
(Deze kennisgeving moet de volgende inlichtingen bevatten :
1. Een beschrijvend gedeelte.
1.1. Beschrijving van de installatie :
1.1.1. In haar externe kader :
- een beschrijving van de geografische ligging en van de omgeving (verkeerswegen,
beschermingszones, topografie, hydrologie, enz.);
- gegevens omtrent de overheersende weersomstandigheden;
- aanduiding van de aan de installatie externe gevarenbronnen die volgen
uit de ligging;
- een algemeen situatieplan van het volledig bedrijf.
1.1.2. In haar structuur en uitrusting :
- een plattegrond op schaal waarop de verschillende componenten van de
installatie en haar toebehoren zijn aangegeven (aanvoer van energie, water,
grondstoffen of enige andere elementen die onontbeerlijk zijn voor de
industriële activiteiten, middelen voor opslag van grondstoffen,
tussenprodukten, afgewerkte produkten en afval, middelen voor lozing van
effluenten, fakkels, ontluchtingen, enz.).
Van alle elementen die op het grondplan voorkomen dient de maximale capaciteit
te worden opgegeven;
- een beschrijving van de belangrijkste componenten van de installatie
met inbegrip van de ontwerpkarakteristieken.
1.2. Beschrijving van de procédés :
- de fabricageschema's met de nodige uitleg;
- de voornaamste kenmerken van de procédés;
- een schematisch overzicht van de materiaalbalans en van de energetische
balans.
1.3. Beschrijving van de gebruikte gevaarlijke stoffen :
a) identiteit van de stof, te weten :
- scheikundige benaming :
CAS-nummer,
naam volgens de IUPAC-nomenclatuur,
andere namen;
- empirische formule;
- samenstelling van de stof :
zuiverheidsgraad,
voornaamste onzuiverheden en percentage daarvan;
- beschikbare detectie- en bepalingsmethoden voor de installatie :
beschrijving van de gebruikte methode of literatuurreferenties;
- door de fabrikant voorgeschreven methoden en voorzorgsmaatregelen bij
hantering, opslag en brand;
- door de fabrikant voorgeschreven noodmaatregelen bij verspreiding bij
ongeval;
- mogelijkheden die de fabrikant heeft om de stof onschadelijk te maken;
b) volledige gegevens over de gevaren van de stof of van de omgezette
stof(fen) onder abnormale omstandigheden :
- voor de mens : - onmiddellijk,
- na verloop van tijd;
- voor het milieu : - onmiddellijk,
- na verloop van tijd;
c) het stadium van de activiteit waarbij zij betrokken zijn of kunnen
zijn;
d) het opmaken van de inventaris van de hoeveelheden (orde van grootte);
e) het chemisch en/of fysisch gedrag onder normale gebruiksomstandigheden
tijdens het proces.
Grote aandacht dient besteed te worden aan nieuwe, in de literatuur nog
niet beschreven reacties;
f) de vormen waarbij zij zich kunnen voordoen of kunnen worden omgezet
onder voorzienbare abnormale omstandigheden;
g) in voorkomend geval het mededelen van andere gevaarlijke stoffen waarvan de aanwezigheid van invloed kan zijn op het potentiële
gevaar van de betrokken industriële activiteit.
1.4. Beschrijving van het beheer van de installatie bij normaal bedrijf
en in noodsituaties :
- algemene beschrijving van de organisatie van het werk (organigram, organisatietabel,
structurering van het werk, enz.);
- gegevens betreffende het maximale aantal personen dat op het terrein
werkzaam is, en vooral het personeel dat blootstaat aan gevaren;
- een beschrijving geven van de noodplannen (aard van de bestudeerde scenario's)
met inbegrip van de alarmprocedures en de ermee verband houdende veiligheidsuitrustingen.
2. Een documentair gedeelte.
Dit houdt in :
a) de relevante ongevallen casuïstiek;
b) de codes van goede praktijk, normen, standaarden en richtlijnen die
gebruikt worden bij de industriële activiteiten waarvan kennis wordt
gegeven.
3. Een analytisch gedeelte.
Een risicostudie moet uitgevoerd worden.
Het doel hiervan is :
- de risico's die samenhangen met de exploitatie te identificeren, te
omschrijven, te situeren en in een rangorde in te delen;
- de oorzaken en de gevolgen van die risico's te analyseren;
- de preventiemaatregelen op te sporen;
- en de middelen voorzien om de gevolgen te beperken.
In de risicostudie moeten de essentiële fasen van de gebruikte methoden
alsook de documenten waarnaar die verwijzen duidelijk zijn aangegeven.
De omvang en uitwerking van de risicostudie moet rechtstreeks verband
houden met de eventuele faaloorzaken.
Deze eventuele faaloorzaken moeten in alle mogelijke voorspelbare gevallen
worden opgespoord en in de analyse duidelijk worden aangetoond.
De mogelijke gevolgen van zware ongevallen moeten worden geïdentificeerd
en geëvalueerd op basis van gegevens betreffende :
a) de emissie :
- aard (chemisch en fysisch);
- stroming (ogenblikkelijk, variabel in de tijd, van lange duur als initiële
voorwaarde voor het volgende stadium);
- hoeveelheid, duur;
- plaats van de emissie;
b) de dispersie :
- type (wolk, zware mist, turbulente stroming, enz.);
- de verdunning;
- isoconcentratiecurven bij zeer lage waarden, enz.;
- modelvorming;
c) verbranding :
- aard (rampzalige branden, explosieve verbranding en ontploffing van
een gaswolk);
- luchtverplaatsing (direct, primaire en secundaire projectielen, hun
traject/spreiding/impact);
d) de eventuele afwijkende reacties.
Deze gegevens moeten geheel verwerkt worden in de risicostudie.
4. Een gedeelte gewijd aan preventieve maatregelen en controles.
Dit gedeelte moet omvatten :
4.1. Een gedetailleerde en nauwkeurige beschrijving van de technische
middelen die voorzien zijn om de veilige werking te waarborgen en om aan
elke storing het hoofd te kunnen bieden.
Als technische middelen kunnen aangestipt worden :
- meet- en regelapparatuur, afsluitsystemen, noodstopinstallaties, vergrendelingsmechanismen;
- veiligheidskleppen, breekschijven, fakkelsystemen, noodontspanningsvaten;
- afstandscontrolesystemen : T.V.-, telefoon- en radioverbindingen, controlekameruitrusting,
computerkameruitrusting, gasdetectiesystemen;
- bedrijfsmiddelen : elektrische stroom, gas, stoom, stuurlucht, koelmedia,
inertiseringsmiddelen;
- alarm- en waarschuwingssystemen;
- brandvoorkomingsmiddelen, brandbestrijdingsmiddelen, uitrusting voor
het bekampen van gasontsnappingen, vloeistofopvangsystemen;
- aangepaste toegangswegen.
Uiteraard mag hier eveneens verwezen worden naar codes van goede praktijk,
normen, standaarden en richtlijnen.
4.2. Controlemaatregelen.
4.2.1. Controleprocedures in verband met de goede werking, de beschikbaarheid
van de technische middelen;
4.2.2. Controleprocedures in verband met de bedrijfsparameters (druk,
temperatuur, dichtheid, zuiverheidsgraad, stoechiometrische verhouding,
polymerisatiegraad, hoeveelheid, aard, tijdstip van toedienen van toevoegstoffen
zoals katalysatoren, inhibitoren, antioxydantia);
4.2.3. De aard en periodiciteit van de geplande bedrijfscontrolebeurten
(door middel van controlelijsten, veiligheidsaudits en dergelijke); samenstelling
van het controleteam.
4.3. Organisatorische maatregelen.
4.3.1. Beschrijving van de periodieke doorlichting van de organisatie.
4.3.2. Opleiding van het personeel. Instructies in verband met het produktieproces
(het opstarten en het stilleggen inbegrepen); de eigenschappen van de
aangewende stoffen; de eigen taak en de eraan verbonden gevaren; het gedrag
bij incidenten. De herzieningsprocedure van die instructies. Aard en periodiciteit
van gevarensimulatieoefeningen.
4.3.3. Bevoegdheid van het personeel. Procedures waarin de beslissingsbevoegdheden
en de veiligheidstaken van het personeel ondubbelzinnig en duidelijk vastgelegd
zijn.
4.3.4. Personeelsbezetting.
De minimale bezetting van bedienings- en onderhoudspersoneel, zodanig
dat steeds onder veilige arbeidsomstandigheden kan gewerkt worden;
Procedures in verband met uitwisseling van informatie bij ploegenwisseling
en in verband met de vaststelling van het aantal personeelsleden bij eventuele
storingen.
4.4. Maatregelen om foutieve bedieningen te vermijden.
4.4.1. Procedures en/of voorschriften in verband met ergonomische doelmatige
vormgeving, veilige bereikbaarheid, goede zichtbaarheid, eenduidige en
duidelijke aanduiding van bedienings- en meetinstrumentatie en in verband
met het vermijden van het omwisselen van stoffen (etikettering, monstername,
ingangscontrole, verpakking, aansluitingen, enz.).
Indien de procedures of voorschriften te omslachtig zijn, wordt er op
een duidelijke wijze naar gerefereerd.
4.4.2. Communicatiemiddelen voor het bedieningspersoneel.
4.4.3. Vergrendelingssystemen.
4.5. De veiligheidsmaatregelen genomen bij onderhouds- en herstellingswerkzaamheden.
- De werkmethodes naargelang de aard en de omvang van de werken;
- de programma's voor het preventief onderhoud, voor periodieke keuringen,
voor beproevingen van al wat vanuit veiligheidstechnisch oogpunt belangrijk
is;
- de procedure om wijzigingen aan veiligheidstechnisch belangrijke installatiedelen
mede te delen aan het personeel;
- de manier waarop eventueel vreemd personeel, dat in het bedrijf werkzaamheden
uitvoert, de nodige onderrichtingen gegeven wordt om verkeerde handelingen
of gevaar voor ongevallen te vermijden.) <KB 1990-02-07/31, art. 1,
1°, 023; Inwerkingtreding : 17-03-1990>
In geval van wijziging van de activiteit of van de opslag, die een belangrijke
invloed kan hebben op de risico's van zware ongevallen, moet de exploitant
de kennisgeving vóór de uitvoering van de wijziging aanpassen.
Deze kennisgeving wordt regelmatig bijgewerkt ten einde rekening te houden
met de nieuwe technische kennis betreffende de veiligheid en met de ontwikkeling
van de kennis inzake de beoordeling van de risico's.
5.1. Onverminderd de bepaling onder 5.2., treden de bepalingen van dit
artikel in werking op 1 juni 1985.
5.2. Voor de op de datum van de bekendmaking van dit artikel bestaande
activiteiten en opslagplaatsen die beantwoorden aan de onder punt 4 vermelde
voorwaarden moet vóór 1 juni 1985 bij de bevoegde administraties
een verklaring ingediend worden waarin vermeld wordt :
_ de naam of firmanaam met volledig adres;
_ de plaats van vestiging met volledig adres;
_ de naam van de verantwoordelijke directeur;
_ de aard van de activiteit;
_ de aard van de produktie of opslag;
_ een opgave van de betrokken stoffen of categorie stoffen, vermeld in
bijlage II of bijlage III.
Deze verklaring wordt aangevuld met de gegevens van de kennisgeving vermeld
onder 4, uiterlijk op 8 juli 1989. (De kennisgeving wordt ten minste elke
tien jaar herzien.) <KB 1990-02-07/31, art. 1, 2°, 023; Inwerkingtreding
: 17-03-1990>
(5.3. Voor bestaande industriële activiteiten en opslagplaatsen die
ingevolge de Richtlijn 87/216/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen
tot wijziging van de Richtlijn 82/501/EEG voor het eerst onderworpen worden
aan de voorschriften van dit artikel, namelijk de industriële activiteiten
waarbij de stoffen 15, 16, 36, 146a, 146b, 148, 179 en 180 van bijlage
III aangewend worden en de industriële opslagplaatsen waarin de stoffen
3, 5, 6 en 9 van deel 1 van bijlage II opgeslagen worden, moet de kennisgeving
vermeld onder punt 4 uiterlijk ingediend worden op 24 maart 1992.
Voor bestaande industriële opslagplaatsen die ingevolge de Richtlijn
88/610/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot wijziging van
Richtlijn 82/501/EEG voor het eerst onderworpen worden aan de voorschriften
van dit artikel, namelijk de industriële opslagplaatsen waarin de
stoffen 1, 2, 4, 10 tot 28 van deel 1 van bijlage II en de stoffen en
preparaten van deel 2 van bijlage II opgeslagen worden, moet de verklaring
vermeld onder punt 5.2. uiterlijk ingediend worden vóór
1 juni 1991 en moet deze verklaring aangevuld worden met de kennisgeving
vermeld onder punt 4 uiterlijk op 1 juni 1994.) <KB 1990-02-07/31,
art. 1, 3°, 023; Inwerkingtreding : 17-03-1990>
Art. N1*723quinquies. <KB 1985-02-01/31, art. 1, 011> Bijlage I
- Industriele installaties in de zin van dit artikel.
1. (Installaties voor de produktie, verwerking of behandeling van organische
of anorganische chemicaliën waarbij onder name gebruik wordt gemaakt
van) : <KB 1990-02-07/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 17-03-1990>
_ alkylering,
_ aminering met ammoniak,
_ carbonylering,
_ condensatie,
_ dehydrogenering,
_ verestering,
_ halogenering en fabricage van halogenen,
_ hydrogenering,
_ hydrolyse,
_ oxydatie,
_ polymerisatie,
_ sulfonering,
_ ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen,
_ nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen,
_ synthese van fosforhoudende verbindingen,
_ de formulering van bestrijdingsmiddelen en farmaceutische produkten.
_ (...) <KB 1990-02-07/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 17-03-1990>
_ distillatie,
_ extractie,
_ solvatatie,
_ menging,
2. Installaties voor de distillatie, raffinage of enige andere wijze van
verwerking van aardolie of aardolieprodukten.
3. Installaties bestemd voor de gehele of gedeeltelijke verwijdering van
vaste stoffen of vloeistoffen door verbranding of chemische afbraak.
4. (Installaties voor de produktie, verwerking of behandeling van energiegassen,
bijvoorbeeld LPG, vloeibaar aardgas en synthetisch aardgas;) <KB 1990-02-07/31,
art. 2, 023; Inwerkingtreding : 17-03-1990>
5. Installaties voor de droge distillatie van steenkool en bruinkool.
6. Installaties voor de produktie van metalen of niet-metalen langs natte
weg of door middel van elektrische energie.
Art. N2*723quinquies. <KB 1990-02-07/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding
: 17-03-1990> Bijlage II - Opslag met uitzondering van de opslag van
in bijlage III vermelde stoffen die tot een in bijlage I genoemde installatie
behoort.
Deze bijlage is van toepassing op de opslag van gevaarlijke stoffen en/of preparaten op iedere plaats, in iedere installaties
en ieder gebouw, op ieder terrein, hetzij afzonderlijk, hetzij in een
inrichting, zijnde een locatie die voor opslag dient, behalve wanneer
de opslag tot een in bijlage I genoemde installatie behoort en de betrokken
stoffen in bijlage III zijn vermeld.
De hierna in deel I en deel II vermelde hoeveelheden gelden per opslagplaats
of per opstagplaatsen van eenzelfde fabrikant, wanneer de afstand tussen
de opslagplaatsen niet groot genoeg is om in voorzienbare omstandigheden
te vermijden dat de risico's van zware ongevallen groter worden. In elk
geval gelden deze hoeveelheden per groep opslagplaatsen van eenzelfde
fabrikant, indien de afstand tussen de opslagplaatsen minder dan 500 meter
bedraagt.
De in aanmerking te nemen hoeveelheeden zijn de maximale hoeveelheden
die op een willekeurig tijdstip zijn of kunnen zijn opgeslagen.
Deel I - Benoemde stoffen.
Indien een in deel I opgenomen stof (of groep stoffen) ook in een categorie
van deel II valt, dient de in deel I aangegeven hoeveelheid te worden
aangehouden.
--------------------------------|------------------------------------------
Stoffen of groepen van | Hoeveelheid (in ton) >=
stoffen |------------------------------------------
| Voor de toepassing | Voor de toepassing
| van de punten 1,2,3 | van punt 4
--------------------------------|---------------------|--------------------
1. Acrylnitril (vinylcyanide) | 20 | 200
2. Ammoniak | 50 | 500
3. Chloor | 10 | 75
4. Zwaveldioxyde | 25 | 250
5. Ammoniumnitraat (1) | 350 | 2 500
6. Ammoniumnitraatkunstmest (2) | 1 250 | 10 000
7. Natriumchloraat | 25 | 250
8. Zuurstof | 200 | 2 000
9. Zwaveltrioxide | 15 | 100
10. Kooloxychloride (fosgeen) | 0,750 | 0,750
11. Zwavelwaterstof | 5 | 50
12. Fluorwaterstof | 5 | 50
13. Cyaanwaterstof | 5 | 20
14. Kooldisulfide | 20 | 200
(zwavelkoolstof) | |
15. Broom | 50 | 500
16. Acetyleen (ethyn) | 5 | 50
17. Waterstof | 5 | 50
18. Ethyleenoxide | 5 | 50
19. Propyleenoxide | 5 | 50
20. 2-Propenal (acroleine) | 20 | 200
21. Formaldehyde | 5 | 50
(concentratie >= 90%) | |
22. Methylbromide | 20 | 200
(monobroommethaan) | |
23. Methylisocyanaat | 0,150 | 0,150
24. Tetraethyllood of | 5 | 50
tetramethyllood | |
25. 1,2-Dibroommethaan | 5 | 50
26. Zoutzuur (tot vloeistof | 25 | 250
verdicht gas) | |
27. Diphenylmethaan- | 20 | 200
diisocyanaat (MDI) | |
28. Tolyleendiisocyanaat (TDI) | 10 | 100
(1) Dit geldt voor ammoniumnitraat en mengsels van ammoniumnitraat waarvan
het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat is dan 28 gewichtspercenten,
en voor oplossingen van ammoniumnitraat in water met een concentratie
ammoniumnitraat die hoger is dan 90 gewichtspercenten.
(2) Dit geldt voor enkelvoudige ammoniumnitraatkunstmeststoffen die voldoen
aan Richtlijn 80/876/EEG en samengestelde kunstmeststoffen waarin het
gehalte aan stikstof dat afkomstig is van het ammoniumnitraat hoger is
dan 28 gewichtspercenten (samengestelde kunstmetsstoffen bevatten ammoniumnitraat
en fosfaat en/of kaliumcarbonaat).
Deel II - Stoffen en preparaten die niet uitdrukkelijk in deel I zij genoemd
De hoeveelheden van de verschillende stoffen en preparaten (1) uit een
zelfde gevarencategorie (1) zijn cumulatief. Indien onder een zelfde rubriek
meer dan een gevarencategorie vermeld staat, moeten de hoeveelheden van
alle stoffen en preparaten van de onder dir rubriek gespecifieerde gevarencategorieen
bij elkaar worden opgeteld.
Stoffen en preparaten | Hoeveelheid (in ton) >=
|-------------------------------------
| Voor de toepassing | Voor de
| van de punten 1, | toepassing
| 2, 3 | van punt 4
---------------------------------------------------------------------------
1. Stoffen en preparaten die als | 5 | 20
"zeer giftig" zijn ingedeeld | |
2. Stoffen en preparaten die als | 10 | 200
"zeer giftig", "giftig" (2), | |
"oxyderend" of "ontplofbaar" | |
zijn ingedeeld | |
3. Gasvormigen stoffen en | 50 | 200
preparaten met inbegrip van die | |
in vloeibare vorm - die bij | |
normale druk in de gasfase | |
verkeren en als "licht | |
ontvlaambaar" zijn ingedeeld (3) | |
4. Stoffen en preparaten (met | 5000 | 50000
uitzondering van gasvormige | |
stoffen en preparaten die onder | |
rubriek 3 vallen) die als "licht | |
ontvlaambaar" of "zeer licht | |
ontvlaambaar" zijn ingedeeld (4) | |
---------------------------------------------------------------------------
(1) De definitie van preparaat, de indicatieve criteria voor de indeling
van de gevaarlijke stoffen en de lijst van de gevaarlijke stoffen
worden gegeven in artikel 723bis.
(2) Wanneer de "giftige" stoffen en preparaten in een dusdanige
toestand
verkeren dat zij eigenschappen bezitten die een risico van zware
ongevall en met zich brengen.
(3) Dit omvat tevens ontvlambare gassen in de zin van bijlage IV, onder
c), i).
(4) Dit omvat tevens licht ontvlambare vloeistoffen in de zin van
bijlage IV, onder c), ii).
Art. N3*723quinquies. <KB 1985-02-01/31, art. 1, 011> Bijlage III
- Lijst van stoffen inde zin van dit artikel.
Onderstaande hoeveelheden gelden per installatie of per groep installaties
van een zelfde fabrikant wanneer de afstand tussen de installaties niet
groot genoeg is om in voorzienbare omstandigheden te vermijden dat de
risico's van zware ongevallen groter worden. In elk geval gelden deze
hoeveelheden per groep installaties van een zelfde fabrikant indien de
afstand tussen de installaties minder dan ongeveer 500 m bedraagt.
--------------------------------|-------------|-------------|---------------
Benaming | Hoeveelheid | N° CAS | N° CEE
| ( >= ) | |
---------------------------------------------------------------------------
1. 4-Aminobiphenyl | 1 kg | 92-67-1 |
2. Benzidine | 1 kg | 92-87-5 | 612-042-00-2
3. Benzidinezouten | 1 kg | |
4. Dimethylnitrosamine | 1 kg | 62-75-9 |
5. 2-Naphtylamine | 1 kg | 91-59-8 | 612-022-00-3
6. Beryllium (poeder en/of | 10 kg | |
verbindingen) | | |
7. Dichloormethylether | 1 kg | 542-88-1 | 603-046-00-5
8. 1, 3-Propaansulton | 1kg | 1120-71-4 |
9. 2, 3, 7, 8-Tetrachloor- | 1 kg | 1746-01-6 |
dibenzo-p-dioxine (TCDD) | | |
10. Arseenpentoxide, arseen | 500 kg | |
(V) zuur en zouten daarvan | | |
11. Arseentrioxide, arsening | 100 kg | |
(III) zuur en zouten | | |
daarvan | | |
12. Arseenwaterstof (arsine) | 10 kg | 7784-42-1 |
13. N, N-dimethylcarbamoyl- | 1 kg | 79-44-7 |
chloride | | |
14. N-chloorformvlmorfoline | 1 kg | 15159-40-7 |
15. Kooloxychloride (Fosgeen) | [750 kg] | 75-44-5 | 006-002-00-8
16. Chloor | [25 t] | 7782-50-5 | 017-001-00-7
17. Zwavelwaterstof | 50 t | 7783-06-04 | 016-001-00-4
18. Acrylonitrile | 200 t | 107-13-1 | 608-003-00-4
(vinylcyanide) | | |
19. Cyaanwaterstof | 20 t | 74-90-8 | 006-006-00-X
20. Kooldisulfide | 200 t | 75-15-0 | 006-003-00-3
(zwavelkoolstof) | | |
21. Broom | 500 t | 7726-95-6 | 035-001-00-5
22. Ammoniak | 500 t | 7664-41-7 | 007-001-00-5
23. Acetyleen (ethyn) | 50 t | 74-86-2 | 601-015-00-0
24. Waterstof | 50 t | 1333-74-0 | 001-001-00-9
25. Ethyleenoxyde | 50 t | 75-21-8 | 603-023-00-X
26. Propyleenoxyde | 50 t | 75-56-9 | 603-055-00-4
27. Acetoncyaanhydrine | 200 t | 75-86-5 | 608-004-00-X
28. 2-Propenal (acroleine) | 200 t | 107-02-8 | 605-008-00-3
29. 2-Propen-1-ol | 200 t | 107-18-6 | 603-015-00-6
(allylalcohol) | | |
30. Allylamine | 200 t | 107-11-9 | 612-046-00-4
31. Antimoonwaterstof | 100 kg | 7803-52-3 |
(stibine) | | |
32. Ethyleenimine | 50 t | 151-56-4 | 613-001-00-1
33. Formaldehyde (minimaal | 50 t | 50-00-0 | 605-001-01-2
90 %) | | |
34. Fosforwaterstof (fosfine) | 100 kg | 7803-51-2 |
35. Methylbromide | 200 t | 74-83-9 | 602-002-00-3
(monobroommethaan) | | |
36. Methylisocyanaat | [150 kg] | 624-83-9 | 615-001-00-7
37. Stikstofoxydes | 50 t | 11104-93-1 |
38. Natriumseleniet | 100 kg | 10102-18-8 |
39. Bis (2-chloorethyl)sulfide | 1 kg | 505-60-2 |
40. Fosazetim | 100 kg | 4104-14-7 | 615-092-00-8
41. Tetraethyllood | 50 t | 78-00-2 |
42. Tetramethyllood | 50 t | 75-74-1 |
43. Promurit | 100 kg | 5836-73-7 |
(3, 4-dichloorfenyl | | |
azathioureum) | | |
44. Chloorfenvinfos | 100 kg | 470-90-6 | 015-071-00-3
45. Crimidine | 100 kg | 535-89-7 | 613-004-00-8
46. Monochloormethylether | 1 kg | 107-30-2 |
47. Cyaanfosforzuur | 1 t | 63917-41-9 |
dimethylamide | | |
48. Carbofenothion | 100 kg | 786-19-6 | 015-044-00-6
49. Dialifos | 100 kg | 10311-84-9 | 015-088-00-6
50. Cyaanthoaat | 100 kg | 3734-95-0 | 015-070-00-8
51. Amiton | 1 kg | 78-53-5 |
52. Oxydisulfoton | 100 kg | 2497-07-6 | 015-096-00-X
53. O, O-Diethyl- | 100 kg | 2588-05-8 |
S-(ethylsulfinylmethyl) | | |
thiofosfaat | | |
54. O, O-Diethyl- | 100 kg | 2588-06-9 |
S-(ethylsulfonylmethyl) | | |
thiofosfaat | | |
55. Disulfoton | 100 kg | 298-04-4 | 015-060-00-3
56. Demeton | 100 kg | 8065-48-3 |
57. Foraat | 100 kg | 298-02-2 | 015-033-00-6
58. O, O-Diethyl- | 100 kg | 2600-69-3 |
S-dichloorfenyl | | |
(ethylthiomethyl) | | |
thiofosfaat | | |
59. O, O-Diethyl- | 100 kg | 78-52-4 |
S-(isopropylthiomethyl) | | |
dithiofosfaat | | |
60. Pyrazoxon | 100 kg | 108-34-9 | 015-023-00-1
61. Fensulfothion | 100 kg | 115-90-2 | 015-090-00-7
62. Paraoxon O, O-Diethyl- | 100 kg | 311-45-5 |
O-(4-nitrofenyl) fosfaat | | |
63. Parathion | 100 kg | 56-38-2 | 015-034-00-1
64. Azinfos-ethyl | 100 kg | 2642-71-9 | 015-056-00-1
| 100 kg | 3309-68-0 |
65. O, O-Diethyl- | | |
S-(propylthiomethyl) | | |
dithiofosfaat | 100 kg | 2588-06-9 |
(ethylsulfonylmethyl) | | |
dithiofosfaat | | |
66. Thionazine | 100 kg | 297-97-2 |
67. Carbofuraan | 100 kg | 1563-66-2 | 006-026-00-9
68. Fosfamidon | 100 kg | 13171-21-6 | 015-022-00-6
69. Tirpate (2, 4-dimethyl-1, | 100 kg | 26419-73-8 |
3 dithiolane- | | |
2 carboxaldehyde- | | |
O-(methylcarbomoyl) oxime | | |
70. Mevinfos | 100 kg | 7786-34-7 | 015-020-00-5
71. Parathion-methyl | 100 kg | 298-00-0 | 015-035-00-7
72. Azinfos-methyl | 100 kg | 86-50-0 | 015-039-00-9
73. Cycloheximide | 100 kg | 66-81-9 |
74. Difacinon | 100 kg | 82-66-6 |
75. Tetramethyleendisulfo- | 1 kg | 80-12-6 |
tetramine | | |
76. EPN | 100 kg | 2104-64-5 | 015-036-00-2
77. 4-Fluorboterzuur | 1 kg | 462-23-7 |
78. 4-Fluorboterzure zouten | 1 kg | |
79. 4-Fluorboterzure esters | 1 kg | |
80. 4-Fluorboterzuuramides | 1 kg | |
81. 4-Fluorcrotonzuur | 1 kg | 37759-72-1 |
82. Fluorcrotonzure zouten | 1 kg | |
83. Fluorcrotonzure esters | 1 kg | |
84. Fluorcrotonzuuramines | 1 kg | |
85. Monofluorazijnzuur | 1 kg | 144-49-0 | 607-081-00-7
86. Monofluorazinzure zouten | 1 kg | |
87. Monofluorazinzure esters | 1 kg | |
88. Monofluorazinzuuramides | 1 kg | |
89. Fluenetil | 100 kg | 4301-50-2 | 607-078-00-0
90. 4-Fluor-2-hydroxyboterzuur | 1 kg | |
91. 4-Fluor-2-hydroxyboterzure | 1 kg | |
zouten | | |
92. 4-Fluor-2-hydroxyboterzure | 1 kg | |
esters | | |
93. 4-Fluor-2-hydroxy- | 1 kg | |
boterzuuramide | | |
94. Fluorwaterstof | 50 t | 7664-39-3 | 009-002-00-6
95. Hydroxyacetonitril | 100 kg | 107-16-4 |
(glycolzuurnitril) | | |
96. 1, 2, 3, 7, 8, | 100 kg | 19408-74-3 |
9-Hexachloordibenzo- | | |
dioxine | | |
97. Isodrin | 100 kg | 465-73-6 | 602-050-00-4
98. Hexamethylfosfortriamide | 1 kg | 680-31-9 |
99. Juglon (5-hydroxy-1, | 100 kg | 481-39-0 |
4-naftochinon) | | |
100. Warfarin | 100 kg | 81-81-2 | 607-056-00-0
101. 4, 4-Methyleen-bis- | 10 kg | 101-14-4 |
(2-chlooraniline) | | |
102. Ethion | 100 kg | 563-12-2 | 015-047-00-2
103. Aldicarb | 100 kg | 116-06-3 | 006-017-00-X
104. Nikkeltetracarbonyl | 10 kg | 13463-39-3 | 028-001-00-1
105. Isobenzan | 100 kg | 297-78-9 | 602-053-00-0
106. Pentaboraan | 100 kg | 19624-22-7 |
107. 1-Propeen-2-chloor-1, | 10 kg | 10118-72-6 |
3-dioldiacetaat | | |
108. Propyleenimine | 50 t | 75-55-8 |
109. Zuurstofdifluoride | 10 kg | 7783-41-7 |
110. Zwaveldichloride | 1 t | 10545-99-0 | 016-013-00-X
111. Seleenhexafluoride | 10 kg | 7783-79-1 |
112. Seleewaterstof | 10 kg | 7783-07-5 |
113. TEPP | 100 kg | 107-49-3 | 015-025-00-2
114. Sulfotep | 100 kg | 3689-24-5 | 015-027-00-3
115. Dimefox | 100 kg | 115-26-4 | 015-061-00-9
116. Tricyclohexylstannyl-1H-1, | 100 kg | 41083-11-8 |
2, 4-triazool | | |
117. Triethyleenmelamine | 10 kg | 51-18-3 |
118. [Kobaltmetaal,-oxiden, | [1 t] | |
-carbonaten, -sulfiden, | | |
in de vorm van poeder] | | |
119. [Nikkelmetaal,-oxiden, | [1 t] | |
-carbonaten, -sulfiden, | | |
in de vorm van poeder] | | |
120. Anabasine | 100 kg | 494-52-0 |
121. Telluurhexafluoride | 100 kg | 7783-80-4 |
122. Trichloormethylsulfenyl- | 100 kg | 594-42-3 |
chloride | | |
123. 1, 2-Dibroomethaan | 50 t | 106-93-4 | 602-010-00-6
124. Ontvlambare stoffen in de | 200 t | |
zin van bijlage IV, c), i) | | |
125. Ontvlambare stoffen in de | 50 000 t | |
zin van bijlage IV, c), | | |
ii) | | |
126. Diazodinitrofenol | 10 t | 7008-81-3 |
127. Diglycoldinitraat | 10 t | 693-21-0 | 603-033-00-4
128. Zouten van dinitrofenol | 50 t | | 609-017-00-3
129. 1-Guanyl- | 10 t | 109-27-3 |
4-Nitrosaminoguanyl- | | |
1-tetrazeen | | |
130. Hexanitrodifenylamine | 50 t | 131-73-7 | 612-018-00-1
131. Hydrazinenitraat | 50 t | 13464-97-6 |
132. Nitroglycerine | 10 t | 55-63-0 | 603-034-00-X
133. Pentaerytritoltetranitraat | 50 t | 78-11-5 | 603-035-00-5
134. Cyclotrimethyleen- | 50 t | 121-82-4 |
trinitramine | | |
135. Trinitroaniline | 50 t | 26952-42-1 |
136. 2, 4, 6-trinitroanisool | 50 t | 606-35-9 | 609-011-00-0
137. Trinitrobenzeen | 50 t | 25377-32-6 | 609-005-00-8
138. Trinitrobenzoezuur | 50 t | 35860-50-5 |
| | 129-66-8 |
139. Trinitrochloorbenzeen | 50 t | 28260-61-9 | 610-004-00-X
140. Trinitrofenylmethyl- | 50 t | 479-45-8 | 612-017-00-6
nitramine | | |
141. 2, 4, 6-Trinitrofenol | 50 t | 88-89-1 | 609-009-00-X
(Pirkrinezuur) | | |
142. Trinitrokresol | 50 t | 28905-71-7 | 609-012-00-6
143. 2, 4, 6-Trinitrofenetool | 50 t | 4732-14-3 |
144. Trinitroresorcinol | 50 t | 82-71-3 | 609-018-00-9
145. 2, 4, 6-Trinitrotolueen | 50 t | 118-96-7 | 609-008-00-4
146. Ammoniumnitraat (1) (2) | 2 500 t/ | 6484-52-2 |
| 5 000 t | |
147. Nitrocellulose (met meer | 100 t | 9004-70-0 | 603-037-00-6
dan 12,6 % stikstof) | | |
148. Zwaveldioxyde | [250 t] | 7446-09-05 | 016-011-00-9
149. Zoutzuur (tot vloeistof | 250 t | 7647-01-0 | 017-002-00-2
verdicht gas) | | |
150. Ontvlambare stoffen in de | 200 t | |
zin van bijlage IV, c), | | |
iii) | | |
151. Natriumchloraat (1) | 250 t | 7775-09-9 | 017-005-00-9
152. t. Butylperoxyacetaat | 50 t | 107-71-1 |
(concentratie >= 70 %) | | |
153. t. Butylperoxy-iso- | 50 t | 109-13-7 |
butyraat (concentratie | | |
>= 80 %) | | |
154. t. Butylperoxymaleaat | 50 t | 1931-02-0 |
(concentratie >= 80 %) | | |
155. t. Butylperoxy-iso- | 50 t | 2372-21-6 |
propylcarbonaat | | |
(concentratie >= 80 %) | | |
156. Dibenzylperoxydicarbonaat | 50 t | 2144-45-8 |
(concentratie >= 90 %) | | |
157. 2, 2-bis-(t. Butylperoxy) | 50 t | 2167-23-9 |
butaan (concentratie | | |
>= 70 %) | | |
158. 1, 1-bis (t. Butylperoxy) | 50 t | 3006-86-8 |
Cyclohexaan (concentratie | | |
>= 80 %) | | |
159. Di-s-butylperoxycarbonaat | 50 t | 19910-65-7 |
(concentratie >= 80 %) | | |
160. 2, 2-Dihydroperoxypropaan | 50 t | 2614-76-8 |
(concentratie >= 30 %) | | |
161. Di-n- | 50 t | 16066-38-9 |
propylperoxydicarbonaat | | |
(concentratie >= 80 %) | | |
162. 3, 3, 6, 6, 9, | 50 t | 22397-33-7 |
9-Hexamethyl-1, 2, 4, | | |
5-tetroxacyclononaan | | |
(concentratie >= 75 %) | | |
163. Methylethylketonperoxyde | 50 t | 1338-23-4 |
(concentratie >= 60 %) | | |
164. Methyl-iso- | 50 t | 37206-20-5 |
butylketonperoxyde | | |
(concentratie >= 60 %) | | |
165. Perazijnzuur | 50 t | 79-21-0 | 607-094-00-8
(concentratie) >= 60 %) | | |
166. Loodazide | 50 t | 13424-46-9 | 082-003-00-7
167. Loodtrinitroresorcinaat | 50 t | 15245-44-0 | 609-019-00-4
168. Kwikfulminaat | 10 t | 20820-45-5 | 080-005-00-2
| | 628-86-4 |
169. Cyclotetramethyleen- | 50 t | 2691-41-0 |
tetranitramine | | |
170. 2, 2'. 4, 4', 6, | 50 t | 20062-22-0 |
6'-Hexanitrostilbeen | | |
171. 1, 3, 5-Triamino-2, 4, | 50 t | 3058-38-6 |
6-trinitro-benzeen | | |
172. Glycoldinitraat | 10 t | 628-96-6 | 603-032-00-9
173. Ethylnitraat | 50 t | 625-58-1 | 007-007-00-8
174. Natriumpicramaat | 50 t | 831-52-7 |
175. Bariumazide | 50 t | 18810-58-7 |
176. Di-iso-butyrylperoxyde | 50 t | 3437-84-1 |
(concentratie >= 50 %) | | |
177. Diethylperoxydicarbonaat | 50 t | 14666-78-5 |
(concentratie >= 30 %) | | |
178. t.Butylperoxypivaloaat | 50 t | 927-07-1 |
(concentratie >= 77 %) | | |
179. [Vloeibare zuurstof | 2 000 t | 7782-44-7 | 008-001-00-8
180. Zwaveltrioxide | 75 t | 7446-11-9 | ]
<KB 1990-02-07/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 1990-03-17>
------------------------------------------------------------------------------
(1) Dit geldt voor ammoniumnitraat en mengsels ammoniumnitraat waarvan
het
stikstofgehalte dat van het ammoniumnitraat afkomstig is, hoger is dan
28 gewichtspercenten, voor oplossingen van ammoniumnitraat in water
met een concentratie ammoniumnitraat die hoger is dan
90 gewichtspercenten.
(2) Dit geldt voor enkelvoudige ammoniumnitraatkunstmeststoffen die
voldoen aan Richtlijn 80/876/EEG en samengestelde kunstmeststoffen
waarin het gehalte aan stikstof dat afkomstig is van het
hoger is dan 28 gewichtspercenten (samengestelde kunstmeststoffen
ammoniumnitraat en fosfaat en/of kaliumcarbonaat).
N.B. De EEG-nummers zijn die van richtlijn 67/548/EEG, met inbegrip
van de wijzigingen daarop.
(Noot : het teken >= betekent : groter dan of gelijk aan)
Art. N4*723quinquies. <KB 1985-02-01/31, art. 1, 011> Bijlage IV - Indicatieve criteria.
a) Zeer giftige stoffen :
_ stoffen welke overeenkomen met de eerste regel van onderstaande
tabel;
_ stoffen welke overeenkomen met de tweede regel van onderstaande
tabel en die op grond van hun fysische en chemische eigenschappen gevaar
voor ernstige ongevallen zoals die van de stoffen van de eerste regel
opleveren.
---------------------------------------------------------------------------
LD 50 (oraal) (1) LD 50 (percutaan) (2) LC 50 (inhalatoir) (3)
mg/kg lichaamsgewicht mg/kg lichaamsgewicht mg/l
---------------------------------------------------------------------------
1 LD 50 <= 5 LD 50 <= 10 LC 50 <= 0,1
---------------------------------------------------------------------------
2 5 < LD 50 <= 25 10 < LD 50 <= 50 0,1 < LC 50 <= 0,5
---------------------------------------------------------------------------
(1) LD 50 oraal bij ratten.
(2) LD 50 percutaan bij ratten of konijnen.
(3) LC 50 inhalatoir (4 uur) bij ratten.
b) Andere giftige stoffen :
Stoffen met de volgende waarden van acute toxiciteit en met fysische
en chemische eigenschappen die gevaar voor ernstige ongevallen mogelijk
kunnen maken :
---------------------------------------------------------------------------
LD 50 (oraal) (1) LD 50 (percutaan) (2) LC 50 (inhalatoir) (3)
mg/kg lichaamsgewicht mg/kg lichaamsgewicht mg/l
---------------------------------------------------------------------------
25 < LD 50 <= 200 50 < LD 50 <= 400 0 < 5 < LC 50 <=
2
(1) LD 50 oraal bij ratten.
(2) LD 50 percutaan bij ratten of konijnen.
(3) LC 50 inhalatoir (4 uur) bij ratten.
c) Ontvlambare stoffen :
i) ontvlambare gassen :
stoffen die in gasvormige toestand bij normale druk in een gas/
luchtmengsel ontvlambaar worden en waarvan het kookpunt bij normale druk
bij ten hoogste 20° C ligt;
ii) licht ontvlambare vloeistoffen :
stoffen met een vlampunt onder 21° C en met een kookpunt boven 20°
C
bij normale druk;
iii) ontvlambare vloeistoffen :
stoffen met een vlampunt onder 55° C die onder druk vloeibaar blijven,
voor zover bepaalde gebruiksomstandigheden, zoals hoge druk en hoge
temperatuur, het risico van een zwaar ongeval kunnen opleveren.
d) Ontplofbare stoffen :
Stoffen die bij aanraking met een vlaam kunnen ontploffen of voor
stoten of wrijving gevoeliger zijn dan dinitrobenzeen.
[e) oxyderende stoffen :
Stoffen die bij contact met andere, met name ontvlambare stoffen een
sterk exotherme reactie vertonen.]
<KB 1990-02-07/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 17-03-1990>
(noot : het teken <= betekent : kleiner dan of gelijk aan)
Art. N5*723quinquies. <KB 1985-02-01/31, art. 1, 011> Bijlage V
- In het kader van de in punt 4 bedoelde kennisgeving te verstrekken gegevens
en inlichtingen.
Indien het niet mogelijk is de hieronder gevraagde gegevens te verstrekken,
moeten de redenen daarvan worden opgegeven. (De bevoegde administraties
zullen de opgegeven redenen beoordelen.)
1. Identiteit van de stof.
Scheikundige benaming :
Cas-nummer.
Naam volgens de I.U.P.A.C.-nomenclatuur.
Andere namen.
Empirische formule :
Samenstelling van de stof :
Zuiverheidsgraad.
Voornaamste onzuiverheden en percentages daarvan.
Beschikbare detectie-en bepalingsmethoden voor de installatie.
Beschrijving van de gebruikte methoden of literatuurreferenties.
Door de fabrikant voorgeschreven methoden en voorzorgsmaatregelen bij
hantering, opslag en brand.
Door de fabrikant voorgeschreven noodmaatregelen bij verspreiding bij
ongeval.
Mogelijkheden die de fabrikant heeft om de stof onschadelijk te maken.
2. Beknopte gegevens over de gevaren.
_ voor de mens :
_ onmiddellijk...
_ na verloop van tijd...".