25 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
ter informatie! raadpleeg steeds officiële sites om geldigheid van deze informatie na te gaan!
(1) Gewijzigd door het KB van 12-12-2001
(2) Gewijzigd door het KB van 28-08-2002
(3) Gewijzigd door het KB van 19-01-2005
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers
en de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld in artikel
2, § 1, van de wet, evenals op de personen
die betrokken zijn bij de werkzaamheden betreffende tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen bedoeld in artikel 2, § 2,
en artikel 14 van de
wet.
Art. 2. § 1. Dit besluit
is van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, namelijk de
plaatsen waar de volgende bouwwerken of werken van burgerlijke bouwkunde
worden uitgevoerd :
1° graafwerken;
2° grondwerken;
3° funderings- en verstevigingswerken;
4° waterbouwkundige werken;
5° wegenwerken;
6° plaatsing van nutsleidingen, inzonderheid, riolen, gasleidingen,
elektriciteitskabels, en tussenkomsten op deze leidingen, voorafgegaan
door andere in deze paragraaf bedoelde werken;
7° bouwwerken;
8° montage en demontage van, inzonderheid, geprefabriceerde elementen,
liggers en kolommen;
9° inrichtings- of uitrustingswerken;
10° verbouwingswerken;
11° vernieuwbouw;
12° herstellingswerken;
13° ontmantelingswerken;
14° sloopwerken;
15° instandhoudingswerken;
16° onderhouds-, schilder- en reinigingswerken;
17° saneringswerken;
18° afwerkingswerkzaamheden behorende bij één of meer
werken bedoeld in de punten 1° tot 17°.
§ 2. Dit besluit is niet van toepassing op :
1° de boor- en winningswerkzaamheden in de winningsindustrieën;
2° de montage van installaties, inzonderheid, productie-, transformatie-,
transport- en behandelingsinstallaties en de tussenkomsten op deze installaties,
met uitzondering van de werken bedoeld in § 1, 6°, en van de werken
die betrekking hebben op de funderingen, op de beton- en de metselwerken
en op de dragende structuren;
3° de werken bedoeld in § 1 die door één enkele aannemer
worden uitgevoerd in een inrichting waar de opdrachtgever werknemers tewerkstelt.
De bepalingen van afdeling VI zijn evenwel van toepassing op de werken
bedoeld in het eerste lid, 3°.
Art. 3. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° "wet" : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
2° "tussenkomende partij" : elke persoon bedoeld in artikel
14 van de wet, met uitzondering van de
werknemers;
3° "coördinator-ontwerp" : "coördinator inzake veiligheid
en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk",
bedoeld in de wet;
4° "coördinator-verwezenlijking" : "coördinator inzake veiligheid
en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk", bedoeld in
de wet.
[5° "totale oppervlakte
van een bouwwerk" : de som van de horizontaal gemeten oppervlaktes
van de verschillende niveaus van het te verwezenlijken bouwwerk.
Maken deel uit van eenzelfde bouwwerk, alle al dan niet aan elkaar palende
constructies die deel uitmaken van eenzelfde project.
De oppervlakte van de niveaus wordt berekend tussen de buitenwanden, de
oppervlakte ingenomen door de wanden zelf inbegrepen.
Op de niveau's waar de buitenwanden van een bouwwerk of van een deel ervan,
geheel of gedeeltelijk afwezig zijn, of in de gevallen waar het bouwwerk
van dergelijke aard is dat het niet toelaat één of meer
niveau's te definiëren, worden de oppervlaktes begrensd door de vertikale
projectie van de buitenste contouren van het bouwwerk.
Op de plaatsen waar openingen in de vloer van een niveau zijn aangebracht,
inzonderheid voor de verwezenlijking van een atrium of voor de doorgang
van trappen, liften of technische leidingen, worden de oppervlaktes van
deze openingen opgeteld bij de vloeroppervlaktes.
De dakvlakken die uitsluitend de functie van dakbedekking hebben worden
niet opgenomen in de berekening van de totale oppervlakte van het bouwwerk.
Worden evenmin opgenomen in de berekening van de totale oppervlakte van
het bouwwerk, de oppervlaktes van de grondwerken die uitsluitend uitgevoerd
worden om de verwezenlijking van een bouwwerk mogelijk te maken.
Bij verbouwing, uitbreiding, gedeeltelijke wederopbouw, of afbraak van
een bouwwerk worden voor de berekening van de totale oppervlakte van het
bouwwerk, per niveau, enkel de oppervlaktes in rekening gebracht van de
lokalen of zones waar één of meer van de werken, opgesomd
in artikel 2, § 1, worden uitgevoerd.
6° "veiligheids- en gezondheidsplan" : document of het geheel
van documenten waarvan de inhoud beantwoordt aan de bijlage I, deel A,
en dat de op basis van risicoanalyses vastgestelde preventiemaatregelen
bevat ter voorkoming van de risico's waaraan de werknemers kunnen blootgesteld
worden als gevolg van :
a) de aard van het bouwwerk;
b) de wederzijdse inwerking van activiteiten van de diverse tussenkomende
partijen die tegelijkertijd op de tijdelijke of mobiele bouwplaats aanwezig
zijn;
c) de opeenvolging van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen
op een tijdelijke of mobiele bouwplaats wanneer een tussenkomst, na het
beëindigen ervan, risico's laat bestaan voor de andere tussenkomende
partijen die later zullen tussenkomen;
d) de wederzijdse inwerking van alle installaties of alle andere activiteiten
op of in de nabijheid van de site waar de tijdelijke of mobiele bouwplaats
is gevestigd, inzonderheid het openbaar of privaat goederen- of personenvervoer,
het aanvatten of de voortzetting van het gebruik van een gebouw of de
voortzetting van eender welke exploitatie;
e) de uitvoering van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk;
7° "coördinatiedagboek" : document of geheel van documenten
waarvan de inhoud beantwoordt aan de bijlage I, deel B, en dat door de
coördinator wordt bijgehouden en dat de gegevens en bemerkingen vermeldt
betreffende de coördinatie en gebeurtenissen op de bouwplaats;
8° "postinterventiedossier" : dossier waarvan de inhoud
beantwoordt aan de bijlage I, deel C, en dat de voor de veiligheid en
de gezondheid nuttige elementen bevat waarmee bij eventuele latere werkzaamheden
moet worden rekening gehouden en dat aangepast is aan de kenmerken van
het bouwwerk;
9° "coördinatiestructuur" : orgaan waarvan de samenstelling
beantwoordt aan de bijlage I, deel D, en dat bijdraagt tot de organisatie
van de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid op de bouwplaats
door inzonderheid :
a) te zorgen voor de vereenvoudiging van de informatie en de raadpleging
van de verschillende tussenkomende partijen evenals van hun onderlinge
communicatie;
b) te zorgen voor een efficiënt overleg tussen de tussenkomende partijen
omtrent de toepassing van de preventiemaatregelen op de bouwplaats;
c) te zorgen voor de regeling van elke betwisting of onduidelijkheid inzake
de naleving van de preventiemaatregelen op de bouwplaats;
d) adviezen inzake veiligheid en gezondheid uit te brengen." (3)]
Art. 4. § 1. De bepalingen van deze afdeling
zijn van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen die betrekking
hebben op bouwwerken waarvan de totale oppervlakte kleiner is dan 500
m2 en waar werken worden uitgevoerd door ten minste twee aannemers, die
tegelijkertijd of achtereenvolgens tussenkomen.
§ 2. Het bouwen en het afbreken van bouwwerken opgenomen in de lijst
vastgesteld in de bijlage V zijn van de toepassing van de bepalingen van
deze afdeling uitgesloten.
Art. 4bis. Behalve indien met zekerheid vaststaat
dat de werken op de tijdelijke of mobiele bouwplaats door één
enkele aannemer zullen worden uitgevoerd, stelt de bouwdirectie belast
met het ontwerp tijdens de studiefase van het ontwerp van het bouwwerk
één coördinator-ontwerp aan.
Indien het ontwerp van het bouwwerk de medewerking van een architect wettelijk
vereist, wordt de functie van coördinator-ontwerp uitgeoefend door
:
1° hetzij een architect die voldoet aan de bepalingen van artikel
65ter, § 1;
2° hetzij een coördinator-ontwerp die voldoet aan de bepalingen
van artikel 65ter, § 1;
3° hetzij een coördinator-verwezenlijking met een continue praktische
beroepservaring van ten minste drie jaar als coördinator-verwezenlijking
en die voldoet aan de bepalingen van artikel 65ter, § 1.
Indien het ontwerp van het bouwwerk wettelijk niet de medewerking van
een architect vereist, wordt de functie van coördinator-ontwerp uitgeoefend
door :
1° hetzij één van de in het tweede lid bedoelde personen;
2° hetzij een bouwdirectie belast met de uitvoering of een aannemer
die voldoen aan de bepalingen van, al naargelang het geval, artikel 65quater,
§ 2 of artikel 65quinquies, 3°.
Art. 4ter. De bouwdirectie belast met het ontwerp mag de uitwerking van
het project niet aanvatten of verder zetten, zolang de coördinator-ontwerp
niet is aangesteld.
Art. 4quater. § 1. De bouwdirectie belast met het ontwerp ziet erop
toe dat de coördinator-ontwerp :
1° zijn opdrachten, bedoeld in artikel 4sexies, volledig en adequaat
vervult;
2° betrokken wordt bij alle etappes van de werkzaamheden betreffende
de uitwerking, wijzigingen en aanpassingen van het ontwerp van het bouwwerk;
3° alle informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn
opdrachten; hiertoe wordt de coördinator uitgenodigd op alle vergaderingen,
georganiseerd door de bouwdirectie belast met het ontwerp, en ontvangt
hij alle door deze bouwdirectie verwezenlijkte studies binnen een termijn
die hem toelaat zijn opdrachten uit te voeren;
4° bij het einde van zijn opdracht een exemplaar van het geactualiseerde
veiligheids- en gezondheidsplan, het eventuele geactualiseerde coördinatiedagboek
en het geactualiseerde postinterventiedossier aan de opdrachtgever, of
in het geval van meerdere opdrachtgevers, aan de opdrachtgevers overmaakt.
§ 2. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van de verschillende
tussenkomende partijen, ziet de bouwdirectie belast met het ontwerp erop
toe dat de verschillende tussenkomende partijen samenwerken en hun activiteiten
coördineren, teneinde aan de coördinator-ontwerp de bevoegdheid,
de middelen en de informatie te verzekeren, nodig voor de goede uitvoering
van zijn opdrachten.
Art. 4quinquies. § 1. Wanneer de bouwdirectie belast met het ontwerp
niet de functie van coördinator-ontwerp uitoefent, maakt de aanstelling
van deze laatste het voorwerp uit van een schriftelijke overeenkomst,
gesloten tussen deze beide partijen.
Wanneer de coördinator-ontwerp een werknemer is van de bouwdirectie
belast met het ontwerp, maakt de aanstelling van de coördinator het
voorwerp uit van een document dat door deze bouwdirectie en de coördinator
is ondertekend.
§ 2. De overeenkomst of het document, bedoeld in § 1, eerste
en tweede lid, bepalen de regels voor het vervullen van de opdrachten
van de coördinator-ontwerp en de hem ter beschikking gestelde middelen.
Deze overeenkomst, of dit document mogen geen clausules bevatten, die
de verantwoordelijkheden, welke krachtens de wet of dit besluit aan de
andere tussenkomende partijen toekomen, geheel of gedeeltelijk aan de
coördinator overdragen.
§ 3. De overeenkomst, of het document bepalen inzonderheid nader
:
1° de taken die de coördinator-ontwerp in toepassing van artikel
4sexies moet vervullen;
2° het ogenblik waarop de coördinator-ontwerp zijn opdracht aanvangt;
3° de verplichtingen van de bouwdirectie belast met het ontwerp, voortvloeiend
uit de bepalingen van artikel 4quater.
4° de momenten in de verschillende fases van het ontwerp waarop de
coördinator-ontwerp met de opdrachtgevers en de bouwdirectie belast
met het ontwerp overlegt of kan overleggen en de door hen gemaakte keuzen,
bedoeld in artikel 17 van de wet, in het veiligheids- en gezondheidsplan
vastlegt;
§ 4. Het document bedoeld in § 1, tweede lid, bepaalt bovendien
nader :
1° in voorkomend geval, de medewerkers, lokalen en arbeidsmiddelen,
die ter beschikking gesteld worden van de coördinator-ontwerp;
2° de tijd die de coördinator-ontwerp en zijn eventuele medewerkers
voor het vervullen van de coördinatieopdracht ter beschikking gesteld
wordt.
Art. 4sexies. Naast de uitvoering van de opdrachten
bedoeld in artikel 18 van de wet is de coördinator-ontwerp, inzonderheid,
belast met de volgende taken :
1° hij stelt het veiligheids- en gezondheidsplan op en neemt er de
keuzen, bedoeld in artikel 17 van de wet in op, alsook de voor de veiligheid
en de gezondheid kritieke fasen waarop de coördinator-verwezenlijking
ten minste op de bouwplaats aanwezig moet zijn;
2° hij past het veiligheids- en gezondheidsplan aan aan elke wijziging
aangebracht aan het ontwerp;
3° hij maakt de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan
over aan de tussenkomende partijen voorzover deze elementen hen betreffen;
4° hij zorgt ervoor dat de betrokkenen schriftelijk in kennis worden
gesteld van hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzen of nalatigheden
die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes; daartoe mag hij
ook een coördinatiedagboek aanwenden;
5° hij adviseert de opdrachtgevers inzake de overeenstemming van het
document gevoegd bij de offertes, bedoeld in artikel 30, tweede lid, 1°,
met het veiligheids- en gezondheidsplan en stelt hen in kennis van eventuele
niet-overeenstemmingen;
6° hij opent het postinterventiedossier, houdt het bij en vult het
aan;
7° hij draagt het veiligheids- en gezondheidsplan, het eventuele coördinatiedagboek
en het postinterventiedossier over aan de opdrachtgevers en stelt die
overdracht en het einde van het ontwerp van bouwwerk schriftelijk vast.
Art. 4septies. De opdracht van de coördinator-ontwerp wordt beëindigd
door de overdracht bedoeld in artikel 4sexies, 7°.
Art. 4octies. De coördinatie, uitgevoerd in de
loop van het ontwerp van het bouwwerk, wordt tijdens de verwezenlijking
van het bouwwerk niet verder gezet, wanneer alle werken door één
enkele aannemer worden uitgevoerd.
In dit geval passen de opdrachtgever en de aannemer de voorschriften van
de artikelen 42 en 43 toe.
Art. 4nonies. Wanneer de werken op de tijdelijke of mobiele bouwplaats
door één enkele aannemer worden uitgevoerd, moet, behalve
in geval van overmacht, de verplichting bedoeld in artikel 4decies worden
nageleefd van zodra zich onvoorziene omstandigheden voordoen die de aannemer
of de opdrachtgever ertoe aanzetten beroep te doen op één
of meerdere bijkomende aannemers.
Art. 4decies. § 1. Vóór het begin van de uitvoering
van de werken op de tijdelijke of mobiele bouwplaats stelt de bouwdirectie
belast met de controle op de uitvoering één coördinator-verwezenlijking
aan.
§ 2. Bij ontstentenis van een bouwdirectie belast met de controle
op de uitvoering valt, de in § 1 bedoelde verplichting ten laste
van :
1° de bouwdirectie belast met de uitvoering;
2° ingeval er meerdere bouwdirecties belast met de uitvoering zijn,
de bouwdirectie die als eerste een overeenkomst afsluit met de opdrachtgevers;
3° ingeval er meerdere bouwdirecties belast met de uitvoering zijn,
en waarbij geen bouwdirectie, noch haar aannemers of haar onderaannemers
gelijktijdig met andere bouwdirecties, hun aannemers of onderaannemers
op de bouwplaats tussenkomen, de bouwdirectie die als eerste op de bouwplaats
tussenkomt; bij beëindiging van haar tussenkomst gaat voormelde verplichting
over naar de volgende bouwdirectie tot beëindiging van haar tussenkomst
en gaat alzo verder over van de ene bouwdirectie op de volgende, tot de
beëindiging van het project.
De in vorig lid, 3°, bedoelde bouwdirectie die haar tussenkomst beëindigt,
maakt de instrumenten bij de coördinatie met de nodige toelichtingen,
over aan de bouwdirectie die haar opvolgt. Indien deze bouwdirectie door
haar niet gekend is, maakt zij de instrumenten bij de coördinatie
met een schriftelijke toelichting over aan de opdrachtgever, die deze
bewaart en ter beschikking houdt van de volgende tussenkomende bouwdirectie.
Indien de instrumenten bij de coördinatie hen niet verstrekt worden,
vragen de in het eerste lid, 3°, bedoelde bouwdirecties die niet als
eerste op de bouwplaats tussenkomen, deze op bij al naargelang het geval,
de voorgaande bouwdirectie of de opdrachtgever.
§ 3. De functie van coördinator-verwezenlijking wordt uitgeoefend
door :
1° hetzij een architect die voldoet aan de bepalingen van artikel
65ter, § 1;
2° hetzij een coördinator-verwezenlijking die voldoet aan de
bepalingen van artikel 65ter, § 1;
3° hetzij een bouwdirectie belast met de uitvoering of een aannemer
die voldoen aan de bepalingen van artikel 65ter, § 2.
Art. 4undecies. Behalve in geval van overmacht mogen de werken op de tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen slechts aangevat of verdergezet worden na de aanstelling
van de coördinator-verwezenlijking.
Art. 4duodecies. § 1. De bouwdirectie belast met de aanstelling van
de coördinator-verwezenlijking ziet er op toe dat deze in het bezit
gesteld wordt van een exemplaar van het veiligheids- en gezondheidsplan,
van het eventuele coördinatiedagboek en van het postinterventiedossier.
§ 2. De bouwdirectie belast met de aanstelling van de coördinator-verwezenlijking
ziet er op toe dat deze :
1° zijn opdrachten, bedoeld in artikel 4quinquies decies, volledig
en adequaat vervult;
2° betrokken wordt bij alle etappes van de werkzaamheden betreffende
de verwezenlijking van het bouwwerk;
3° alle informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn
opdrachten; hiertoe wordt de coördinator uitgenodigd op alle vergaderingen,
georganiseerd door de bouwdirectie belast met de uitvoering of door de
bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, en ontvangt hij
alle door deze bouwdirecties verwezenlijkte studies binnen een termijn
die hem toelaat zijn opdrachten uit te voeren;
4° bij het einde van zijn opdracht een exemplaar van het veiligheids-
en gezondheidsplan, het eventuele coördinatiedagboek en het postinterventiedossier,
allen aangepast overeenkomstig de bepalingen van de bijlage I, aan de
opdrachtgevers tegen ontvangstbewijs overmaakt.
§ 3. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van de verschillende
tussenkomende partijen, ziet de bouwdirectie belast met de aanstelling
van de coördinator-verwezenlijking erop toe dat de verschillende
tussenkomende partijen samenwerken en hun activiteiten coördineren,
teneinde aan de coördinator-verwezenlijking de bevoegdheid, de middelen
en de informatie te verzekeren, nodig voor de goede uitvoering van zijn
opdrachten.
Art. 4ter decies. De functies van coördinator-ontwerp en van coördinator-verwezenlijking
mogen door een zelfde persoon vervuld worden.
Art. 4quater decies. § 1. Wanneer de bouwdirectie belast met aanstelling
van de coördinator-verwezenlijking niet de functie van coördinator-verwezenlijking
uitoefent, maakt de aanstelling van deze laatste het voorwerp uit van
een schriftelijke overeenkomst, gesloten tussen deze beide partijen.
Wanneer de coördinator-verwezenlijking een werknemer is van de bouwdirectie
belast met aanstelling van de coördinator-verwezenlijking, maakt
de aanstelling van de coördinator het voorwerp uit van een document
dat door deze bouwdirectie en de coördinator is ondertekend.
§ 2. De overeenkomst of het document, bedoeld in § 1, eerste
en tweede lid, bepalen de regels voor het vervullen van de opdrachten
van de coördinator-verwezenlijking en de hem ter beschikking gestelde
middelen.
Deze overeenkomst, of dit document mogen geen clausules bevatten, die
de verantwoordelijkheden, welke krachtens de wet of dit besluit aan de
andere tussenkomende partijen toekomen, geheel of gedeeltelijk aan de
coördinator overdragen.
§ 3. De overeenkomst, of het document bepalen inzonderheid nader
:
1° de taken die de coördinator-verwezenlijking in toepassing
van artikel 4quinquies decies moet vervullen;
2° het ogenblik waarop de coördinator-verwezenlijking zijn opdracht
aanvangt;
3° de verplichtingen van de bouwdirectie belast met de aanstelling
van de coördinator-verwezenlijking, voortvloeiend uit de bepalingen
van artikel 4duodecies ;
4° de voor de veiligheid en de gezondheid kritieke fasen waarop de
coördinator-verwezenlijking ten minste op de bouwplaats aanwezig
zal zijn.
§ 4. Het document bedoeld in § 1, tweede lid, bepaalt bovendien
nader :
1° in voorkomend geval, de medewerkers, lokalen en arbeidsmiddelen,
die ter beschikking gesteld worden van de coördinator-verwezenlijking;
2° de tijd die de coördinator-verwezenlijking en zijn eventuele
medewerkers voor het vervullen van de coördinatieopdracht ter beschikking
gesteld wordt.
Art. 4quinquies
decies. Naast de uitvoering van de opdrachten bepaald in artikel 22 van
de wet is de coördinator-verwezenlijking belast met de volgende opdrachten
:
1° hij past het veiligheids- en gezondheidsplan aan overeenkomstig
de bijlage I, deel A, afdeling II, tweede lid, en maakt de elementen van
het aangepaste veiligheids- en gezondheidsplan over aan de tussenkomende
partijen voorzover deze elementen hen aanbelangen;
2° hij zorgt ervoor dat de betrokkenen schriftelijk in kennis worden
gesteld van hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzen of nalatigheden
die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes; daartoe mag hij
ook een eventueel coördinatiedagboek aanwenden;
3° hij roept een eventuele coördinatiestructuur samen overeenkomstig
de bepalingen van artikel 40;
4° hij vult het postinterventiedossier aan in functie van de elementen
van het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan die voor de uitvoering
van latere werkzaamheden aan het bouwwerk van belang zijn;
5° hij draagt, bij de voorlopige oplevering van de werken, of bij
ontstentenis, bij de oplevering van de werken, het geactualiseerde veiligheids-
en gezondheidsplan, het eventuele coördinatiedagboek en het postinterventiedossier
over aan de opdrachtgevers en stelt die overdracht vast in een proces-verbaal
dat bij het postinterventiedossier wordt gevoegd; de coördinator
aangesteld in toepassing van artikel 4decies, § 2, 3°, draagt
deze documenten evenwel over aan de bouwdirectie die hem aanstelde.
Ongeacht de oprichting van een eventuele coördinatiestructuur of
niet gaat de coördinator-verwezenlijking in op het op grond van de
coördinatie van de veiligheid of de gezondheid gemotiveerd verzoek
van één of meer tussenkomende partijen om op de bouwplaats
aanwezig te zijn.
Art. 4sexies decies. De opdracht van de coördinator-verwezenlijking
wordt beëindigd door de overdracht van de documenten bedoeld in artikel
4quinquies decies, 5°. (3)]
[Art. 4septies decies. § 1. De bepalingen van
deze afdeling zijn van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
waar werken worden uitgevoerd door ten minste twee aannemers, die tegelijkertijd
of achtereenvolgens tussenkomen en die betrekking hebben op bouwwerken
waarvan de totale oppervlakte gelijk is aan of groter dan 500 m2.
§ 2. Het bouwen en het afbreken van bouwwerken opgenomen in de lijst
vastgesteld in de bijlage V wordt gelijkgesteld met de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen bedoeld in § 1, ongeacht de totale oppervlakte van het
bouwwerk.
De Minister bevoegd inzake het welzijn op het werk kan de in vorig lid
bedoelde lijst wijzigen. (3)]
[Art. 5. Behalve indien met zekerheid
vaststaat dat de werken op de tijdelijke of mobiele bouwplaats door één
enkele aannemer zullen worden uitgevoerd, stelt de opdrachtgever tijdens
de studiefase van het ontwerp van het bouwwerk één coördinator-ontwerp
aan.
Wanneer op een zelfde plaats gelijktijdig bouwwerken of werken van burgerlijke
bouwkunde worden uitgevoerd voor rekening van meerdere opdrachtgevers,
stellen zij tijdens de studiefase van het ontwerp van het bouwwerk één
gemeenschappelijke coördinator-ontwerp aan via een schriftelijke
overeenkomst. (3)]
Art. 6. De bouwdirectie belast met het ontwerp mag de uitwerking van het project niet aanvatten of verderzetten, zolang de coördinator-ontwerp niet is aangesteld.
[Art. 7. § 1. De opdrachtgevers
zien erop toe dat deze :
1° zijn opdrachten, bedoeld in artikel 11, volledig
en adequaat vervult;
2° betrokken wordt bij alle etappes van de werkzaamheden betreffende
de uitwerking, wijzigingen en aanpassingen van het ontwerp van het bouwwerk;
3° alle informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn
opdrachten; hiertoe wordt de coördinator uitgenodigd op alle vergaderingen,
georganiseerd door de bouwdirectie belast met het ontwerp, en ontvangt
hij alle door deze bouwdirectie verwezenlijkte studies binnen een termijn
die hem toelaat zijn opdrachten uit te voeren;
4° hen bij het einde van zijn opdracht een exemplaar van het geactualiseerde
veiligheids- en gezondheidsplan, het geactualiseerde coördinatiedagboek
en het postinterventiedossier overmaakt.
§ 2. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van de verschillende
tussenkomende partijen, zien de opdrachtgevers erop toe dat de verschillende
tussenkomende partijen samenwerken en hun activiteiten coördineren,
teneinde aan de coördinator de bevoegdheid, de middelen en de informatie
te verzekeren, nodig voor de goede uitvoering van zijn opdrachten. (3)]
Art. 8. De aangeduide coördinator-ontwerp kan
bijgestaan worden door één of meerdere adjuncten.
Deze adjuncten zijn voor het vervullen van hun opdracht onderworpen aan
dezelfde bepalingen als de coördinator-ontwerp.
[Art. 9. De aanstelling van
de coördinator-ontwerp maakt het voorwerp uit van een schriftelijke
overeenkomst, gesloten tussen deze coördinator en de opdrachtgevers.
Wanneer de coördinator-ontwerp een werknemer is van een opdrachtgever,
maakt zijn aanstelling het voorwerp uit van een document dat door de coördinator
en deze opdrachtgever is ondertekend en, in de gevallen van meerdere opdrachtgevers,
tevens van een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen de werkgever
van de coördinator en de andere opdrachtgevers. (3)]
Art. 10. § 1. De overeenkomst of het document, bedoeld
in artikel 9, eerste en tweede lid, bepalen de regels
voor het vervullen van de opdrachten van de coördinator-ontwerp en
de hem ter beschikking gestelde middelen.
Deze overeenkomst, of dit document mogen geen clausules bevatten, die
de verantwoordelijkheden, welke krachtens de wet of dit besluit aan de
andere tussenkomende partijen toekomen, geheel of gedeeltelijk aan de
coördinator overdragen.
§ 2. De overeenkomst, of het document bepalen inzonderheid nader :
1° de taken die de coördinator-ontwerp in toepassing van artikel
11 moet vervullen;
2° het ogenblik waarop de coördinator-ontwerp zijn opdracht aanvangt;
3° de verplichtingen van de [opdrachtgevers
(3)], voortvloeiend uit de bepalingen van artikel
7.
§ 3. Het document bedoeld in artikel 9, tweede lid,
bepaalt bovendien nader :
1° in voorkomend geval, het aantal adjuncten van de coördinator-ontwerp
en de wijze waarop zij worden aangesteld;
2° in voorkomend geval, de medewerkers, lokalen en arbeidsmiddelen,
die ter beschikking gesteld worden van de coördinator-ontwerp;
3° de tijd die de coördinator-ontwerp en zijn eventuele adjuncten
en medewerkers voor het vervullen van de coördinatieopdracht ter
beschikking gesteld wordt.
[4° de momenten in de verschillende fases
van het ontwerp waarop de coördinator-ontwerp met de opdrachtgevers
en de bouwdirectie belast met het ontwerp overlegt of kan overleggen en
de door hen gemaakte keuzen, bedoeld in artikel 17 van de wet, in het
veiligheids- en gezondheidsplan vastlegt. (3)]
Art. 11. Naast de uitvoering van de opdrachten bedoeld
in artikel 18 van de
wet is de coördinator-ontwerp, inzonderheid, belast met de volgende
taken :
1° hij stelt het veiligheids- en gezondheidsplan op [en
neemt er de keuzen, bedoeld in artikel 17 van de wet in op, alsook de
voor de veiligheid en de gezondheid kritieke fasen waarop de coördinator-verwezenlijking
ten minste op de bouwplaats aanwezig moet zijn (3)];
2° hij past het veiligheids- en gezondheidsplan aan aan elke wijziging
aangebracht aan het ontwerp;
3° hij maakt de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan
over aan de tussenkomende partijen voor zover deze elementen hen betreffen;
4° hij adviseert de [opdrachtgevers (3)]
inzake de overeenstemming van het document gevoegd bij de offertes, bedoeld
in artikel 30, tweede lid, 1°, met het veiligheids-
en gezondheidsplan en stelt hen in kennis van eventuele niet-overeenstemmingen;
[5° hij opent het coördinatiedagboek
en postinterventiedossier, houdt ze bij en vult ze aan (3)];
6° hij draagt het veiligheids- en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek
en het postinterventiedossier over aan de [opdrachtgevers
(3)] en stelt die overdracht en het einde van het ontwerp van bouwwerk
vast in het coördinatiedagboek en in een afzonderlijk document.
Art. 12. De opdracht van de coördinator-ontwerp wordt beëindigd
door de overdracht bedoeld in artikel 11, 6°.
Art. 13. De coördinatie, uitgevoerd in de loop
van het ontwerp van het bouwwerk, wordt tijdens de verwezenlijking van
het bouwwerk niet verdergezet, wanneer alle werken door één
enkele aannemer worden uitgevoerd.
In dit geval passen de opdrachtgever en de aannemer de voorschriften van
de artikelen 42 en 43 toe.
Art. 14. Wanneer de werken op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen door
één enkele aannemer worden uitgevoerd, moet, behalve in
geval van overmacht, de verplichting bedoeld in artikel
15 (1), worden nageleefd van zodra
zich onvoorziene omstandigheden voordoen die de aannemer of de opdrachtgever
ertoe aanzetten beroep te doen op één of meerdere bijkomende
aannemers.
[Art. 15. Vóór
het begin van de uitvoering van de werken op de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen stelt de opdrachtgever één coördinator-verwezenlijking
aan.
Wanneer op een zelfde plaats gelijktijdig bouwwerken of werken van burgerlijke
bouwkunde worden uitgevoerd voor rekening van meerdere opdrachtgevers,
stellen zij vóór het begin van de uitvoering van de werken
één gemeenschappelijke coördinator-verwezenlijking
aan via een schriftelijke overeenkomst.
(3)]
Art. 16. § 1. De opdrachtgever kan een oproep doen tot kandidaten voor
de functie van coördinator-verwezenlijking aan de hand van een bestek
dat specifiek is opgesteld voor de uitoefening van de coördinatieopdracht.
De opdrachtgever die evenwel een oproep tot kandidaten voor de functie
van coördinator-verwezenlijking doet aan de hand van een voor de
opdracht van de werken opgesteld bestek, moet alle taken in verband met
de coördinatieopdracht beschrijven in een afzonderlijke post van
dit bestek.
§ 2. Behalve in geval van overmacht mogen de werken op de tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen slechts aangevat of verdergezet worden na de aanstelling
van de coördinator-verwezenlijking.
Art. 17. § 1. De [opdrachtgevers
(3)] zien er op toe dat die coördinator in het bezit gesteld
wordt van een exemplaar van het veiligheids- en gezondheidsplan, van het
coördinatiedagboek en van het postinterventiedossier.
§ 2. De [opdrachtgevers (3)] zien erop
toe dat deze :
1° zijn opdrachten, bedoeld in artikel 22, te
allen tijde volledig en adequaat vervult;
2° betrokken wordt bij alle etappes van de werkzaamheden betreffende
de verwezenlijking van het bouwwerk;
3° alle informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn
opdrachten; hiertoe wordt de coördinator uitgenodigd op alle vergaderingen,
georganiseerd door de bouwdirectie belast met de uitvoering of door de
bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, en ontvangt hij
alle door deze bouwdirecties verwezenlijkte studies binnen een termijn
die hem toelaat zijn opdrachten uit te voeren;
4° hen bij het einde van zijn opdracht een exemplaar van het veiligheids-
en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek en het postinterventiedossier,
allen aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel
22, 2° tot 4°, tegen ontvangstbewijs overmaakt.
§ 3. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van de verschillende
tussenkomende partijen, zien de [opdrachtgevers
(3)] erop toe dat de verschillende tussenkomende partijen samenwerken
en hun activiteiten coördineren, teneinde aan de coördinator
de bevoegdheid, de middelen en de informatie te verzekeren, nodig voor
de goede uitvoering van zijn opdrachten.
Art. 18. De functies van coördinator-ontwerp en van coördinator-verwezenlijking
mogen door een zelfde persoon vervuld worden.
Art. 19. De aangeduide coördinator-verwezenlijking
kan bijgestaan worden door één of meerdere adjuncten.
Deze adjuncten zijn voor het vervullen van hun opdracht onderworpen aan
dezelfde bepalingen als de coördinator-verwezenlijking.
[Art. 20. De aanstelling van
de coördinator-verwezenlijking maakt het voorwerp uit van een schriftelijke
overeenkomst, gesloten tussen deze coördinator en de opdrachtgevers.
Wanneer de coördinator-verwezenlijking een werknemer is van een opdrachtgever,
maakt zijn aanstelling het voorwerp uit van een document dat door de coördinator
en deze opdrachtgever is ondertekend en, in de gevallen van meerdere opdrachtgevers,
tevens van een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen de werkgever
van de coördinator en de andere opdrachtgevers." (3)]
Art. 21. § 1. De overeenkomst, of het document, bedoeld in artikel
20, eerste en tweede lid, bepalen de regels voor het vervullen van
de opdrachten van de coördinator-verwezenlijking en de hem ter beschikking
gestelde middelen.
Deze overeenkomst, of dit document mogen geen clausules bevatten, die
de verantwoordelijkheden, welke krachtens de wet of dit besluit aan de
andere tussenkomende partijen toekomen, geheel of gedeeltelijk aan de
coördinator overdragen.
§ 2. De overeenkomst, of het document bepalen inzonderheid nader :
1° de taken die de coördinator-verwezenlijking in toepassing
van artikel 22 moet vervullen;
2° het ogenblik waarop de coördinator-verwezenlijking zijn opdracht
aanvangt;
3° de verplichtingen van de [opdrachtgevers
(3)] , voortvloeiend uit de bepalingen van artikel
17.
[4° de voor de veiligheid en de gezondheid
kritieke fasen waarop de coördinator-verwezenlijking ten minste op
de bouwplaats aanwezig zal zijn. (3)]
§ 3. Het document bedoeld in artikel 20, tweede lid,
bepaalt bovendien nader :
1° in voorkomend geval, het aantal adjuncten van de coördinator-verwezenlijking
en de wijze waarop zij worden aangesteld;
2° in voorkomend geval, de medewerkers, lokalen en arbeidsmiddelen,
die ter beschikking gesteld worden van de coördinator-verwezenlijking;
3° de tijd die de coördinator-verwezenlijking en zijn eventuele
adjuncten en medewerkers voor het vervullen van de coördinatieopdracht
ter beschikking gesteld wordt.
Art. 22. Naast de uitvoering van de opdrachten bepaald
in artikel 22 van de
wet is de coördinator-verwezenlijking belast met de volgende
opdrachten :
1° hij past het veiligheids- en gezondheidsplan aan overeenkomstig
[de bijlage I, deel A, afdeling I, tweede lid,
(3)] en maakt de elementen van het aangepaste
veiligheids- en gezondheidsplan over aan de tussenkomende partijen voor
zover deze elementen hen aanbelangen;
[2° hij houdt het coördinatiedagboek
bij en vult het aan; (3)]
3° hij noteert in het coördinatiedagboek de tekortkomingen van
de tussenkomende partijen bedoeld in [bijlage
I, deel B, 6°, en stelt de opdrachtgevers (3)] hiervan in kennis;
4° hij noteert de opmerkingen van de aannemers in het coördinatiedagboek
en laat ze door de betrokken partijen viseren;
5° hij roept de coördinatiestructuur samen overeenkomstig de
bepalingen van artikel 40;
6° hij vult het postinterventiedossier aan in functie van de elementen
van het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan die voor de uitvoering
van latere werkzaamheden aan het bouwwerk van belang zijn;
7° hij draagt, bij de voorlopige oplevering van de werken, of bij
ontstentenis, bij de oplevering van de werken, het geactualiseerde veiligheids-
en gezondheidsplan, het geactualiseerde coördinatiedagboek en het
postinterventiedossier over aan de [opdrachtgevers
(3)] en stelt die overdracht vast in een proces-verbaal dat bij
het postinterventiedossier wordt gevoegd.
[Ongeacht de oprichting van een coördinatiestructuur
of niet gaat de coördinator-verwezenlijking in op het op grond van
de veiligheid of de gezondheid gemotiveerd verzoek van één
of meer tussenkomende partijen om op de bouwplaats aanwezig te zijn. (3)]
Art. 23. De opdracht van de coördinator-verwezenlijking wordt beëindigd
door de overdracht van de documenten bedoeld in artikel
22, 7°.
[Art. 24. opgeheven (3)]
[Art.
25. opgeheven (3)]
Art.
26. § 1. Ongeacht de voorziene preventiemaatregelen, is het opstellen
en bijhouden van een veiligheids- en gezondheidsplan steeds verplicht
voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen [waarvoor
een coördinator-ontwerp of een coördinator-verwezenlijking moet
worden aangesteld en (3)] waar één of meer van de
volgende werkzaamheden uitgevoerd worden :
1° werkzaamheden, zoals bedoeld in het tweede lid, die de werknemers
aan gevaren van bedelving, wegzinken of vallen blootstellen, gevaren die
bijzonder vergroot worden door de aard van de werkzaamheden of van de
toegepaste procédés of door de omgeving van de arbeidsplaats
of de werken;
2° werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan chemische of biologische
agentia die een bijzonder risico voor de gezondheid en de veiligheid van
de werknemers inhouden;
3° elk werk met ioniserende stralingen waarvoor de aanwijzing van
gecontroleerde of bewaakte zones zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk
besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming
van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende
stralingen, vereist is;
4° werkzaamheden in de nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen
of -kabels [of van leidingen onder een inwendige
druk van 15 bar of meer (3)];
5° werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan een risico op
verdrinking;
6° ondergrondse werken en tunnelwerken;
7° werkzaamheden met duikuitrusting;
8° werkzaamheden onder overdruk;
9° werkzaamheden waarbij springstoffen worden gebruikt;
10° werkzaamheden in verband met de montage of demontage van [zware
(3)] geprefabriceerde elementen.
Voor de toepassing van het eerste lid, 1° worden inzonderheid als
bijzonder vergrote gevaren beschouwd :
a) het graven van sleuven of putten van meer dan 1,20 m diepte en het
werken aan of in deze putten;
b) het werken in de onmiddellijke nabijheid van materialen zoals drijfzand
of slib;
c) het werken met een valgevaar van een hoogte van 5 m of meer.
[§ 2. Voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
waarvoor een coördinator-ontwerp of een coördinator-verwezenlijking
moet worden aangesteld, is het opstellen en het bijhouden van een veiligheids-
en gezondheidsplan bovendien verplicht wanneer de omvang van de bouwplaats
van aard is dat :
1° hetzij, de vermoedelijke duur van de werkzaamheden langer is dan
dertig werkdagen en waar op één of meer ogenblikken meer
dan twintig werknemers tegelijkertijd aan het werk zijn;
2° hetzij, het vermoedelijke werkvolume groter is dan 500 mandagen.
(3)]
[§ 3. Voor de andere tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen dan deze bedoeld in § 1 en § 2 en waarvoor een
coördinator-ontwerp of een coördinator-verwezenlijking moet
worden aangesteld, is het opstellen en bijhouden van een veiligheids-
en gezondheidsplan of een schriftelijke overeenkomst verplicht overeenkomstig
de bepalingen van artikel 27, § 2, respectievelijk artikel 29 (3)]
[Art.
27. § 1. Voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld in artikel
26, § 1, of artikel 26, § 2, en waarop de bepalingen van de
afdeling III van toepassing zijn, beantwoordt de inhoud van het veiligheids-
en gezondheidsplan ten minste aan de bijlage I, deel A, afdeling I.
§ 2. Voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld artikel 26,
§ 3 en waarop de bepalingen van de afdeling III van toepassing zijn,
wordt gebruik gemaakt van een vereenvoudigd veiligheids- en gezondheidsplan
waarvan de inhoud ten minste beantwoordt aan de bijlage I, deel A, afdeling
II (3)]
[Art.
28. Voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld in artikel 26,
§ 1, of artikel 26, § 2, en waarop de bepalingen van de afdeling
II van toepassing zijn, wordt gebruik gemaakt van een vereenvoudigd veiligheids-
en gezondheidsplan waarvan de inhoud ten minste beantwoordt aan de bijlage
I, deel A, afdeling II. (3)]
[Art.
29. Voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld in artikel 26,
§ 3, en waarop de bepalingen van de afdeling II van toepassing zijn,
sluiten de tussenkomende partijen, op voorstel van de coördinator
die het eerst tussenkomt, een schriftelijke overeenkomst af, waarin ten
minste de volgende bedingen zijn opgenomen :
1° duidelijke afspraken betreffende alle werkzaamheden die gelijktijdig
of achtereenvolgens zullen uitgevoerd worden met vermelding van de aannemers
die ze zullen uitvoeren en de uitvoeringstermijn van elk van de werkzaamheden;
2° de gedetailleerde vaststelling van de preventiemaatregelen die
zullen getroffen worden met de identificatie van de bouwdirecties, de
aannemers, en in voorkomend geval, de opdrachtgevers die zullen instaan
voor het treffen van deze maatregelen.
In toepassing van artikel 17 van de wet, zijn de uitvoeringstermijnen
bedoeld in vorig lid, 1°, vastgesteld rekening houdend met de toepassing
van de algemene preventieprincipes. (3)]
Art. 30. De
opdrachtgever neemt de nodige maatregelen opdat het veiligheids- en gezondheidsplan
deel zou uitmaken van, al naargelang het geval, het bijzonder bestek,
de prijsaanvraag of de contractuele documenten en daarin als een afzonderlijk
en als dusdanig betiteld deel wordt opgenomen.
Opdat de maatregelen vastgesteld in het veiligheids- en gezondheidsplan
daadwerkelijk zouden kunnen toegepast worden bij de uitvoering van de
werken, zorgt hij ervoor dat :
1° de kandidaten bij hun offertes een document voegen dat verwijst
naar het veiligheids- en gezondheidsplan en waarin zij beschrijven op
welke wijze zij het bouwwerk zullen uitvoeren om rekening te houden met
dit veiligheids- en gezondheidsplan;
2° de kandidaten bij hun offertes een afzonderlijke prijsberekening
voegen in verband met de door het veiligheids- en gezondheidsplan bepaalde
preventiemaatregelen en -middelen, inbegrepen de buitengewone individuele
beschermingsmaatregelen en -middelen;
3° de coördinator-ontwerp zijn taak, bedoeld in [de
artikelen 4sexies, 5°, en 11, 4° (3)], kan volbrengen.
[De opdrachtgevers van de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen waarop de bepalingen van artikel 29 van toepassing zijn,
zijn van de toepassing van dit artikel vrijgesteld (3)]
[Art.
31. Het coördinatiedagboek is verplicht op alle tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen bedoeld in afdeling III waarvoor een coördinator-ontwerp
of een coördinator-verwezenlijking moet worden aangesteld.
In afwijking van vorig lid mag de coördinator op de tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen van de afdeling III, die tevens bouwplaatsen zijn
bedoeld in artikel 26, § 3, de toepassing van de bepalingen betreffende
het coördinatiedagboek beperken tot het schriftelijk in kennis stellen
van de betrokkenen van hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzen
of nalatigheden die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes.
(3)]
[Art. 32. Het coördinatiedagboek
mag een afzonderlijk document of een geheel van afzonderlijke documenten
zijn; het mag ook gecombineerd worden met het dagboek der werken of met
andere documenten die een gelijkaardige functie hebben. (3)]
[Art.
33. De gegevens en de bemerkingen worden vermeld op genummerde bladzijden
of geregistreerd aan de hand van een geschikt technologisch middel derwijze
dat de verwijdering van de vermelde gegevens of bemerkingen onmogelijk
is. (3)]
[Art.
34. Het postinterventiedossier is verplicht op alle tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen waar de bepalingen van de afdelingen II, III en V op van
toepassing zijn. (3)]
[Art. 35. Voor de tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen bedoeld in afdeling III, met uitzondering van
deze vermeld in artikel 36, beantwoordt de inhoud van het postinterventiedossier
aan de bijlage I, deel C, afdeling I.(3)]
[Art.
36. Voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen bedoeld in de afdelingen
II en V, alsook op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen van de afdeling
III die tevens bouwplaatsen zijn bedoeld in artikel 26, § 3, beantwoordt
de inhoud van het postinterventiedossier aan de bijlage I, deel C, afdeling
II. (3)]
Art. 37. Een coördinatiestructuur
wordt opgericht op alle bouwplaatsen waarvan, hetzij, het vermoedelijk
werkvolume meer dan 5 000 mandagen bedraagt, hetzij de totale prijs van
de werken, geschat door de bouwdirectie belast met het ontwerp, 2 500
000 EUR, BTW niet meegerekend overschrijdt, en waar ten minste drie aannemers
gelijktijdig werken uitvoeren.
[Het in vorig lid vermeld bedrag wordt gekoppeld
aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de beginselen
bepaald door de artikelen 2, 4, 5 en 6, 1° van de wet van 1 maart
1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de
overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk
worden gekoppeld.
Artikel 4 van dezelfde wet, aangevuld bij artikel 18, § 2 van het
koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van
6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen, voorziet dat
enkel de gezuiverde gezondheidsindex in aanmerking mag genomen worden
voor de sociale prestaties.
De basisspilindex bedraagt 107,30. (3)]
Op het gemotiveerd verzoek van de coördinator-verwezenlijking
organiseert de opdrachtgever een coördinatiestructuur op andere bouwplaatsen
dan deze bedoeld in het eerste lid.
[Art. 38. opgeheven
(3)]
[Art. 39. opgeheven
(3)]
Art. 40. De coördinator-verwezenlijking zit de
coördinatiestructuur voor.
Hij roept ze samen op eigen initiatief of op het gemotiveerd verzoek van
een lid of van de met het toezicht belaste ambtenaar.
Art. 41. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen waar de werken worden uitgevoerd door één
enkele aannemer.
Art. 42. § 1. Bij de toepassing van [de
artikelen 4octies of 13 (3)] is de opdrachtgever ertoe gehouden
een exemplaar van het veiligheids- en gezondheidsplan aan de aannemer
over te maken.
§ 2. Wanneer het bouwwerk voor professioneel [,
winstgevend (3)] of commercieel gebruik bestemd is, is de opdrachtgever
ertoe gehouden :
1° bij de toepassing van [de artikelen 4octies
of 13 (3)], de bepalingen van het veiligheids- en gezondheidsplan
die op hem, in de hoedanigheid van opdrachtgever, van toepassing zijn,
na te leven;
2° erover te waken dat de aannemer de nodige informatie ontvangt met
betrekking tot de risico's inzake het welzijn van de betrokken personen
op de plaats waar de werken worden uitgevoerd;
3° indien de werken in een inrichting van een werkgever worden uitgevoerd,
erover te waken dat de activiteiten op de plaats van uitvoering van de
werken worden gecoördineerd en dat met de aannemer wordt samengewerkt
bij de uitvoering van de maatregelen inzake veiligheid en gezondheid van
de personen betrokken bij het uitvoeren van de werken;
4° in de andere dan de onder 3° bedoelde gevallen, de activiteiten
op de plaats van uitvoering van de werken te coördineren en met de
aannemer samen te werken bij de uitvoering van de maatregelen inzake veiligheid
en gezondheid van de personen betrokken bij het uitvoeren van de werken.
§ 3. De aannemer is ertoe gehouden :
1° bij toepassing van § 2, aan de opdrachtgever de nodige informatie
te verstrekken over de risico's eigen aan die werken;
2° zijn medewerking te verlenen aan de coördinatie en samenwerking
bedoeld in § 2, 3° en 4°.
§ 4. Bij de toepassing van § 2, 3°, is de werkgever, in wiens inrichting
de werken worden verricht, ertoe gehouden zijn medewerking te verlenen
aan de coördinatie en samenwerking.
[Art. 43. § 1. Een postinterventiedossier
wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 36. (3)]
§ 2. Het in § 1 bedoelde postinterventiedossier wordt opgesteld door de
opdrachtgever of door een door hem aangestelde derde.
De opdrachtgever ziet er tevens op toe dat het postinterventiedossier
wordt aangepast aan de eventuele wijzigingen die tijdens de verwezenlij-king
van het bouwwerk aan het project worden aangebracht.
Art. 44. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar werken door één of meerdere aannemers worden uitgevoerd.
Art. 45. De bouwdirectie belast met de uitvoering,
doet een voorafgaande kennisgeving vóór de opening van de
bouwplaats, wat betreft :
1° elke tijdelijke of mobiele bouwplaats waar één of
meer werkzaamheden, opgesomd in artikel 26, § 1,
uitgevoerd worden en waarvan de totale duur vijf werkdagen overschrijdt.
2° elke tijdelijke of mobiele bouwplaats waarvan de vermoedelijke
omvang van de werken beantwoordt aan deze bedoeld in artikel
26, § 2.
Op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar meerdere bouwdirecties belast
met de uitvoering actief zijn, valt de in het eerste lid bedoelde kennisgeving
ten laste van elke bouwdirectie die als eerste activiteiten op de bouwplaats
uitvoert.
Art. 46. De voorafgaande kennisgeving wordt ten minste
vijftien kalenderdagen vóór het begin van de werken op de
bouwplaats gedaan aan de met het toezicht inzake arbeidsveiligheid belaste
ambtenaar en bevat ten minste de in de bijlage II van dit besluit opgesomde
gegevens.
Een kopie van de voorafgaande kennisgeving moet zichtbaar op de bouwplaats
op een voor het personeel gemakkelijk toegankelijke plaats, worden aangeplakt
ten minste tien kalenderdagen vóór het begin van de werken.
Art. 47. In geval van onvoorziene en dringende
werken, of in geval de periode tussen de ontvangst van de opdracht en
de datum van de effectieve aanvang der werken niet toelaat om de kennisgeving
binnen de door artikel 46 voorziene termijn te doen,
wordt de voorafgaande kennisgeving vervangen door een mededeling aan de
met het toezicht inzake arbeidsveiligheid belaste ambtenaar, gedaan ten
laatste de dag zelf van het begin van de werken bij wijze van een geschikt
middel.
Een kopie van de mededeling moet zichtbaar op de bouwplaats worden aangeplakt
op een voor het personeel gemakkelijk toegankelijke plaats, ten laatste
de dag zelf van het begin van de werken.
De gegevens vervat in deze mededeling zijn dezelfde als deze van de bijlage
II van dit besluit.
Art. 48. Teneinde de nieuwe eigenaar inzonderheid toe te laten zijn
toekomstige verplichtingen als opdrachtgever van eventuele latere werken
aan het bouwwerk uit te oefenen, overhandigt de persoon of overhandigen
de personen, die, bij elke gehele of gedeeltelijke overdracht van het
bouwwerk, het bouwwerk afstaan of overdragen, het postinterventiedossier
aan de nieuwe eigenaar.
Deze overhandiging wordt in de akte die de overdracht bevestigt, opgetekend.
Tevens houdt elke eigenaar van het geheel of een gedeelte van het bouwwerk
een exemplaar van het postinterventiedossier ter beschikking van elke
persoon die hierin als opdrachtgever van latere werken aan het bouwwerk
mag optreden, inzonderheid, een huurder.
Art. 49. § 1. De opdrachtgever is ertoe gehouden de delen van het postinterventiedossier
die hen aanbelangen, ter beschikking te stellen van de coördinator
of, bij ontstentenis, van de aannemer op het ogenblik dat deze personen
betrokken worden bij de coördinatie of de uitvoering van de latere
werken aan het bouwwerk.
§ 2. Vooraleer een later werk aan het bouwwerk aan te vatten, vragen de
coördinator of, bij ontstentenis, de aannemer aan de opdrachtgever
dat de delen van het postinterventiedossier die hen aanbelangen, te hunner
beschikking zou worden gesteld.
Art. 50. Onverminderd de verplichtingen die zij
hebben ingevolge andere bepalingen inzake het welzijn van de werknemers
bij de uitvoering van hun werk, passen de aannemers de algemene preventiebeginselen
toe bedoeld in artikel 5 van de
wet, inzonderheid wat betreft :
1° het in goede orde en met voldoende bescherming van de gezondheid
in stand houden van de bouwplaats;
2° de keuze van de plaatsing van de werkplekken rekening houdend met
de toegangsmogelijkheden tot de werkplekken, en de vaststelling van verplaatsings-
of verkeerswegen of -zones;
3° de voorwaarden van intern transport en interne behandeling van
de materialen en het materieel;
4° het onderhoud, de controle vóór inbedrijfstelling
en de periodieke controle van de installaties en toestellen, ten einde
gebreken te voorkomen die de veiligheid en gezondheid van werknemers in
gevaar kunnen brengen;
5° de afbakening en inrichting van zones voor definitieve en tussenopslag
van verschillende materialen, in het bijzonder wanneer het gaat om gevaarlijke
materialen of stoffen;
6° de voorwaarden voor de verwijdering van gevaarlijke materialen;
7° de opslag en de verwijdering of afvoer van afval en puin;
8° de aanpassing van de daadwerkelijke duur van de verschillende soorten
werken of werkfasen, afhankelijk van de evolutie van de bouwplaats;
9° de samenwerking tussen de aannemers;
10° de wederzijdse inwerkingen met exploitatie- of andere activiteiten
ter plaatse op, of in de nabijheid van, de bouwplaats.
Hiertoe passen zij de voorschriften toe bedoeld in de bijlage III, voor
zover er geen specifieke of strengere bepalingen zijn die zijn vastgesteld
in uitvoering van de wet.
Art. 51. In geval van gelijktijdige of achtereenvolgende aanwezigheid
op eenzelfde bouwplaats van minstens twee aannemers, met inbegrip van
de zelfstandigen, moeten deze samenwerken bij de uitvoering van de maatregelen
inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Rekening houdend met de aard van de activiteiten, coördineren de
aannemers hun optreden met het oog op de voorkoming van en de bescherming
tegen beroepsrisico's.
Wanneer het gaat om werkgevers moeten deze hun respectievelijke werknemers
en hun vertegenwoordigers over deze risico's en de preventiemaatregelen
inlichten.
Art. 52. § 1. De aannemers moeten, overeenkomstig de instructies die zij
moeten raadplegen of die zij ontvangen hebben, zorg dragen voor de veiligheid
en de gezondheid van de andere betrokken personen, en, indien zij persoonlijk
een beroepsactiviteit op de bouwplaats uitoefenen, eveneens zorg dragen
voor hun eigen veiligheid en gezondheid.
§ 2. Daartoe moeten zij, overeenkomstig de instructies :
1° op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen,
gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen;
2° op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen
die zij ter beschikking hebben en die na gebruik weer opbergen;
3° de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen,
gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen,
veranderen of verplaatsen en deze veiligheidsvoorzieningen op de juiste
manier gebruiken;
4° de coördinator-verwezenlijking, de andere aannemers en de
diensten voor Preventie en Bescherming op het werk, onmiddellijk op de
hoogte stellen van elke werksituatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen
vermoeden dat ze een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid
of de gezondheid met zich meebrengt, evenals van elk gebrek vastgesteld
in de beschermingssystemen;
5° bijstand verlenen aan de coördinator-verwezenlijking, aan
de verschillende aannemers en aan de diensten voor Preventie en Bescherming
op het werk, zolang dat nodig is, om hen in staat te stellen alle taken
uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die hen met het oog
op de bescherming van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering
van hun werk en van de veiligheid en de gezondheid van de andere personen
op het werk zijn opgelegd;
6° bijstand verlenen aan de coördinator-verwezenlijking, aan
de verschillende aannemers en aan de diensten voor Preventie en Bescherming
op het werk, zolang dat nodig is, om alle aannemers in staat te stellen
ervoor te zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig
zijn en geen risico's opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen
hun werkterrein.
Art. 53. Teneinde hun eigen welzijn op het werk alsook
dat van de andere op de tijdelijke of mobiele bouwplaats aanwezige personen
te vrijwaren, gebruiken, onderhouden en controleren de zelfstandigen en
de werkgevers, die zelf een beroepsactiviteit op de bouwplaats uitoefenen,
de arbeidsmiddelen en de persoonlijke beschermingsmiddelen die zij op
de bouwplaats inzetten, en laten deze controleren, overeenkomstig de bepalingen
van de hierna opgesomde koninklijke besluiten en op dezelfde wijze als
de werkgevers hiertoe verplicht zijn :
1° het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik
van arbeidsmiddelen;
2° het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het gebruik van
mobiele arbeidsmiddelen;
3° het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het gebruik van
arbeidsmiddelen voor het heffen of hijsen van lasten;
4° het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 betreffende het gebruik
van persoonlijke beschermingsmiddelen.
[Art.
54. (3)] Van elk ernstig ongeval op een tijdelijke of mobiele bouwplaats,
overkomen aan een aannemer die er zelf een beroepsactiviteit uitoefent,
doet de bouwdirectie belast met de uitvoering aan de inzake arbeidsveiligheid
bevoegde ambtenaar een kennisgeving.
De in vorig lid bedoelde kennisgeving wordt gedaan binnen de vijftien
kalenderdagen na de dag van het ongeval en omvat ten minste volgende elementen
:
1° de naam, de voornaam en het adres van het slachtoffer;
2° de datum van het ongeval;
3° het adres van de tijdelijke of mobiele bouwplaats, waar het ongeval
zich heeft voorgedaan;
4° een bondige beschrijving van de opgelopen letsels;
5° een bondige beschrijving van de wijze waarop het ongeval is gebeurd;
6° de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid.
[Voor de toepassing van dit artikel wordt onder
ernstig arbeidsongeval verstaan, het ernstig arbeidsongeval omschreven
in artikel 26 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende
het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van
hun werk. (3)]
Art. 56. § 1. De personen die de functie van coördinator
willen uitoefenen op een tijdelijke of mobiele bouwplaats waar een veiligheids-
en gezondheidsplan vereist is in toepassing van artikel
26, § 1 of § 2, moeten het bewijs kunnen leveren dat zij voldoen aan
de volgende vereisten inzake nuttige beroepservaring en diploma's :
1° twee jaar beroepservaring voor de houders van een diploma van ingenieur
of een einddiploma van het hoger technisch onderwijs van universitair
niveau of van het hoger technisch of kunstonderwijs van het lange type;
2° vijf jaar beroepservaring voor de houders van een einddiploma van
het hoger technisch onderwijs van het korte type;
3° tien jaar beroepservaring voor de houders van een diploma van het
hoger secundair onderwijs.
§ 2. De personen die de functie van coördinator willen uitoefenen
op een [op een tijdelijke
of mobiele bouwplaats bedoeld in artikel 26, § 3 (3)],
moeten het bewijs kunnen leveren dat zij voldoen aan de volgende vereisten
inzake nuttige beroepservaring en diploma's :
1° één jaar beroepservaring voor de houders van één
van de diploma's bedoeld in § 1, 1° en 2°;
2° drie jaar beroepservaring voor de houders van een diploma van het
hoger secundair onderwijs;
3° vijf jaar beroepservaring voor de houders van een diploma van het
lager secundair onderwijs.
Art. 57. Voor de toepassing van artikel
56 wordt onder beroepservaring verstaan :
1° voor de functie van coördinator-ontwerp : een beroepservaring
in verband met het ontwerp van een bouwproject of met engineering;
2° voor de functie van coördinator-verwezenlijking : een beroepservaring
in verband met de leiding van een tijdelijke of mobiele bouwplaats of
het beheer en de opvolging van de werken op zulke bouwplaats;
3° voor de functie van coördinator-ontwerp en verwezenlijking
: een beroepservaring in verband met de twee onder de punten 1° en
2° vermelde activiteitstypes.
[Art. 58. § 1. De coördinator van een
tijdelijke of mobiele bouwplaats waarvoor een veiligheids- en gezondheidsplan
vereist is, in toepassing van artikel 26, § 1 of § 2, moet bovendien
het bewijs kunnen leveren dat hij :
1° hetzij, met vrucht elk van de volgende vormingen beëindigd
heeft :
a) een erkende cursus van aanvullende vorming bedoeld in het koninklijk
besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming
opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing
van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Het bewijs betreft een aanvullende vorming van het eerste niveau wanneer
voor de bouwplaats een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering
van artikel 37, eerste lid en van het tweede niveau in de andere gevallen;
b) een erkende cursusmodule " aanvulling tot coördinator "
bedoeld in § 2.
De Minister van Werkgelegenheid kan bijkomende nadere regelen met betrekking
tot de organisatie van de module vaststellen op advies van de hoge Raad
voor preventie en bescherming op het werk;
2° hetzij, met vrucht een erkende cursus van de specifieke aanvullende
vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, bedoeld in § 3, beëindigd
heeft.
Het bewijs betreft een aanvullende vorming van het niveau A wanneer voor
de bouwplaats een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van
artikel 37, eerste lid en van het niveau B in de andere gevallen.
De Minister van Werkgelegenheid kan bijkomende nadere regelen met betrekking
tot de organisatie van de cursus vaststellen op advies van de hoge Raad
voor preventie en bescherming op het werk;
3° hetzij, geslaagd is in een erkend specifiek examen voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
bedoeld in § 4.
Het bewijs betreft een specifiek examen van het niveau A wanneer voor
de bouwplaats een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van
artikel 37, eerste lid en van het niveau B in de andere gevallen.
De Minister van Werkgelegenheid kan bijkomende nadere regelen met betrekking
tot de organisatie van het examen vaststellen op advies van de hoge Raad
voor preventie en bescherming op het werk.
De erkende cursusmodule " aanvulling tot coördinator ".
§ 2. Om erkend te kunnen worden, voldoet de cursusmodule " aanvulling
tot coördinator " aan de volgende voorwaarden :
1° de inhoud van het programma van de cursusmodule beantwoordt aan
de inhoud vastgesteld in de bijlage IV, deel A;
2° het uurrooster van de module omvat ten minste 30 lesuren;
3° de cursusmodule wordt afgesloten met een examen gericht op het
testen van de parate kennis en het inzicht in de leerstof;
4° de organisatie van de cursusmodule is voorbehouden aan de organisatoren
van een erkende cursus van aanvullende vorming bedoeld in het koninklijk
besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming
opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing
van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Deze organisatoren bieden de cursusmodule " aanvulling tot coördinator
" aan afzonderlijk van de in vorig lid bedoelde erkende cursus, integreren
haar in deze laatste, of bieden de beide formules aan;
5° worden slechts toegelaten tot het volgen van een cursusmodule "
aanvulling tot coördinator ", afzonderlijk aangeboden van een
in 4° bedoelde erkende cursus, de kandidaten die zulke cursus met
vrucht hebben beëindigd.
De organisatoren zien toe op de naleving van deze voorwaarde.
De cursusmodule " aanvulling tot coördinator " wordt erkend
overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus
1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden
voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan
hun adjuncten.
De erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
§ 3. Om erkend te kunnen worden, voldoet de cursus van de specifieke
aanvullende vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid
op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen aan de volgende voorwaarden :
1° de cursus is zo opgevat en gestructureerd, dat hij de kandidaten
in staat stelt de nodige kennis en vaardigheid te verwerven voor het vervullen
van het geheel van de wettelijke en reglementaire opdrachten opgelegd
aan de coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen.
Daartoe, voldoet hij aan de eindtermen bepaald in de bijlage IV, deel
B, afdeling I;
2° de inhoud van het programma van de cursus beantwoordt aan de inhoud
vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling II;
3° de organisatie van de cursus wordt overgelaten aan het vrij initiatief
van de openbare, paritaire of privé-instellingen die de in deze
afdeling vastgestelde vereisten naleven;
4° de cursus wordt afgesloten door een examen. Dit examen omvat :
a) een deel gericht op het testen van de parate kennis en het inzicht
in de leerstof;
b) het uitwerken en verdedigen van een coördinatieproject, overeenkomstig
de nadere regelen vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling III.
Het examen dient in zijn geheel representatief te zijn voor het evalueren
van de kennis, het begrip en de vaardigheid in het toepassen van de aangeboden
leerstof.
Het examen wordt afgenomen in aanwezigheid van een jury.
De examenjury is samengesteld uit leden die als groep borg staan voor
een degelijke evaluatie van de kennis, het begrip en de vaardigheid in
het toepassen van de aangeboden leerstof.
De met het toezicht belaste ambtenaren kunnen de werkzaamheden van de
jury als waarnemer bijwonen.
Ten minste vijftien kalenderdagen vóór de datum waarop de
examens plaatshebben, delen de organisatoren de locatie en de data ervan
mee aan de in vorig lid bedoelde ambtenaren;
5° de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op de cursus
van specifieke aanvullende vorming van niveau A :
a) slechts de houders van één van de diploma's, bedoeld
in artikel 56, § 1, 1°, worden tot de cursus toegelaten;
b) wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen
betreft, is de cursus gericht op de uiteenzetting van hun wetenschappelijke
achtergronden;
c) het uurrooster van de cursus beslaat ten minste 150 uren, de tijd besteed
aan de uitwerking van het coördinatieproject en aan het examen niet
meegerekend;
d) het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft
uitsluitend betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
waarvoor een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel
37, eerste lid;
6° de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op de cursus
van specifieke aanvullende vorming van niveau B :
a) wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen
betreft, volgt de cursus van niveau B hetzelfde schema als de cursus van
niveau A, maar wordt hij beperkt tot het onderwijs van de verworven kennis,
zonder noodzakelijk ook de uiteenzetting van hun wetenschappelijke achtergronden
te brengen;
b) het uurrooster van de cursussen beslaat ten minste 80 uren, de tijd
besteed aan de uitwerking van het coördinatieproject en aan het examen
niet meegerekend;
c) het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft
uitsluitend betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
waarvoor geen coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel
37, eerste lid.
Voor de kandidaten waarvan de nuttige beroepservaring zich beperkt tot
deze, bedoeld in artikel 60, heeft het coördinatieproject uitsluitend
betrekking op het in datzelfde artikel bedoelde type van werken. Deze
beperking wordt door de organisatoren ingeschreven op het bewijs dat de
kandidaat de cursus met vrucht heeft gevolgd.
De cursus van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
wordt erkend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van
10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd
aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de
werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Het erkend specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid
en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
§ 4. Om erkend te kunnen worden, voldoet het specifiek examen voor
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen aan de volgende voorwaarden :
1° het examen is gericht op de eindtermen bepaald in de bijlage IV,
deel B, afdeling I;
2° de inhoud van het programma van het examen beantwoordt aan de inhoud
vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling II;
3° de organisatie van het examen is voorbehouden aan de organisatoren
van een erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
4° het examen omvat :
a) een deel gericht op het testen van de parate kennis en het inzicht
in de materies vervat in het examenprogramma;
b) het uitwerken en verdedigen van een coördinatieproject overeenkomstig
de nadere regelen vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling III.
Het examen dient in zijn geheel representatief te zijn voor het evalueren
van de kennis, het begrip en de vaardigheid in het toepassen van de materies
vervat in het examenprogramma.
Het examen wordt afgenomen in aanwezigheid van een jury.
De examenjury is samengesteld uit leden die als groep borg staan voor
een degelijke evaluatie van de kennis, het begrip en de vaardigheid in
het toepassen van de materies vervat in de eindtermen.
De met het toezicht belaste ambtenaren kunnen de werkzaamheden van de
jury als waarnemer bijwonen.
Ten minste vijftien kalenderdagen vóór de datum waarop de
examens plaatshebben, delen de organisatoren de locatie en de data ervan
mee aan de in vorig lid bedoelde ambtenaren;
5° de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op het specifiek
examen van niveau A :
a) slechts de houders van één van de diploma's, bedoeld
in artikel 56, § 1, 1°, worden tot het examen toegelaten;
b) wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen
betreft, is het examen gericht op de kennis van de wetenschappelijke achtergronden;
c) het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft
uitsluitend betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
waarvoor een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel
37, eerste lid;
6° de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op het specifiek
examen van niveau B :
a) wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen
betreft, is het examen gericht op de verworven kennis, zonder noodzakelijk
ook het bewijs van de wetenschappelijke achtergronden te brengen;
b) het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft
uitsluitend betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
waarvoor geen coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel
37, eerste lid.
Voor de kandidaten waarvan de nuttige beroepservaring zich beperkt tot
deze, bedoeld in artikel 60, heeft het coördinatieproject uitsluitend
betrekking op het in datzelfde artikel bedoelde type van werken. Deze
beperking wordt door de organisatoren ingeschreven op het bewijs dat de
kandidaat in het examen geslaagd is.
Het specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid
op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen wordt erkend overeenkomstig de
bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling
van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid,
gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Toezicht op de toelating tot de cursussen van specifieke aanvullende vorming
en tot de specifieke examens voor coördinatoren inzake veiligheid
en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
§ 5. De organisatoren zien erop toe dat slechts de kandidaten toegelaten
worden die :
1° hetzij, houder zijn van een gepast diploma bedoeld in artikel 56,
§ 1;
2° hetzij, in toepassing van de overgangsmaatregelen voorzien in de
artikel 63, tweede lid of artikel 64, § 2, kunnen aantonen dat zij
de in dezelfde artikelen bedoelde beroepservaring van ten minste 15 jaar
bezitten.
Indien een organisator twijfelt of een kandidaat voldoet aan de voorwaarde,
bedoeld in vorig lid, 2°, vraagt hij het advies van de ambtenaar die
de administratie, bevoegd voor de arbeidsveiligheid, vertegenwoordigt
in de Kwaliteitswaarborgcommissie bedoeld in § 6, derde lid.
De Kwaliteitswaarborgcommissie.
§ 6. Elke organisator van een erkende cursus van de specifieke aanvullende
vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, bedoeld in § 3, en elke organisator
van een erkend specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid
en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, bedoeld in §
4, richt een Kwaliteitswaarborgcommissie op.
De Kwaliteitswaarborgcommissie is samengesteld uit :
1° een vertegenwoordiger van de organisator;
2° een afvaardiging bestaande uit minstens drie vertegenwoordigers
van andere organisatoren die onafhankelijk zijn ten opzichte van de betrokken
organisator.
De [directeur-generaal van de Algemene Directie
Toezicht op het Welzijn op het Werk of zijn afgevaardigde en de directeur-generaal
van de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid of zijn afgevaardigde
(3)] wonen de vergaderingen van de Kwaliteitswaarborgcommissie
bij als waarnemer.
De Kwaliteitswaarborgcommissie heeft als opdracht :
- na te gaan of de specifieke aanvullende vorming of het specifiek examen
voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen beantwoorden aan de bepalingen van dit artikel;
- het in § 7 bedoelde verslag te evalueren.
De Kwaliteitswaarborgcommissie stelt van haar activiteiten een verslag
op. Een afschrift van dit verslag wordt gestuurd naar de inrichter, de
in het derde lid bedoelde directeurs-generaal en de Erkenningscommissie
opgericht in toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978
tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden
voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan
hun adjuncten.
De Kwaliteitswaarborgcommissie vergadert telkens de organisator een in
§ 7 bedoeld verslag heeft opgesteld en minstens eens om de drie jaar.
Verslag van de organisatoren.
§ 7. De organisatoren bezorgen na afloop van elk burgerlijk jaar
aan de in § 6 bedoelde Kwaliteitswaarborgcommissie en aan de in dezelfde
paragraaf, derde lid bedoelde directeurs-generaal een verslag.
Dit verslag vermeldt de volgende informatie :
- de wijzigingen in het programma en de organisatie van de cursus van
aanvullende specifieke vorming of van het specifiek examen;
- de aangewende methoden;
- de namen en titels van de lesgevers en de leden van de examenjury;
- de voorzieningen voor de kandidaten;
- de evaluatie van de cursus, van de lesgevers en van het examen, door
de kandidaten;
- de lijst van de kandidaten (naam, adres en eventueel de instelling of
onderneming) die met vrucht de specifieke aanvullende vorming beëindigd
hebben of die in het specifiek examen geslaagd zijn.
Het verslag wordt opgesteld binnen een termijn van drie maanden na afloop
van het vorig burgerlijk jaar. (1)]
[§ 8. Worden met de personen die het bewijs
kunnen leveren met vrucht een erkende cursus van specifieke aanvullende
vorming van niveau A bedoeld in § 1, 2°, te hebben beëindigd,
gelijkgesteld, de personen die het bewijs kunnen leveren met succes een
opleiding van architect te hebben gevolgd, waarin alle eindtermen bedoeld
in de bijlage IV, deel B, afdeling I, geïntegreerd zijn en die afgesloten
wordt door een examen waarin de verificatie dat zij in voldoende mate
aan deze eindtermen beantwoorden geïntegreerd is. (3)]
Art. 59. De in artikel 56 bedoelde personen moeten kunnen aantonen dat zij een voldoende kennis bezitten van de reglementering en de technieken inzake welzijn op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
Ondergrondse nutsleidingen
Art. 60. In afwijking van de bepalingen van artikel 57
volstaat een nuttige beroepservaring inzake elk van de werken opgesomd
in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 6°, wanneer
de tijdelijke of mobiele bouwplaats geen andere werken omvat dan de ondergrondse
werken bedoeld in artikel 2, § 1, 6°.
Art. 62. [§ 1. In afwijking van de bepalingen
van de artikelen 8, tweede lid en 19, tweede lid, kunnen personen op tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen een coördinator, onder zijn leiding en zijn
verantwoordelijkheid, als adjunct bijstaan, indien zij aan elk van de
volgende voorwaarden voldoen :
1° houder zijn van één van de diploma's bedoeld in artikel
56, § 1;
2° geslaagd zijn in het in artikel 58, § 1, 3° bedoeld erkend
specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid
op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen of met vrucht een erkende cursus
hebben beëindigd :
a) hetzij, van aanvullende vorming en een erkende cursusmodule "
aanvulling tot coördinator ", bedoeld in artikel 58, §
1, 1°, waarbij de vrijstelling bedoeld in artikel 63 van toepassing
is;
b) hetzij, van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
bedoeld in artikel 58, § 1, 2°.
Voor de toepassing van het eerste lid, mogen adjuncten die houder zijn
van een bewijs geslaagd te zijn in een erkend specifiek examen van niveau
A of van een bewijs met vrucht een erkende cursus te hebben beëindigd
van, hetzij, de aanvullende vorming van het eerste niveau, hetzij, de
specifieke aanvullende vorming van niveau A, uitsluitend coördinatoren
bijstaan die eveneens houder zijn van één van deze bewijzen.
(1)]
§ 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 56,
§ 1, mogen de personen bedoeld in § 1 die een coördinator als adjunct
hebben bijgestaan, na de minimumduur vereist door het tweede lid van deze
paragraaf, de functie van coördinator-ontwerp of van coördinator-verwezenlijking
uitoefenen, afhankelijk van de nuttige beroepservaring die zij in hun
hoedanigheid van adjunct hebben opgedaan inzake de opdrachten van een
coördinator-ontwerp, van een coördinator-verwezenlijking, of
van beiden.
Om de functie van coördinator uit te oefenen, wordt de vereiste ervaring
als adjunct-coördinator, als volgt vastgesteld :
1° twee jaar voor de houders van een in artikel 56,
§ 1, 1° bedoeld diploma;
2° vijf jaar voor de houders van een in artikel 56,
§ 1, 2° bedoeld diploma;
3° tien jaar voor de houders van een in artikel 56,
§ 1, 3° bedoeld diploma.
[Art. 63. De personen die aan de bepalingen van
de artikelen 56 en 59 voldoen en in staat zijn binnen een termijn van
drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit het bewijs
te leveren, bedoeld in artikel 58, § 1, 1°, a, zijn voor de uitoefening
van de functie van coördinator vrijgesteld van het leveren van het
bewijs bedoeld in artikel 58, § 1, 1°, b.
In afwijking van de bepalingen van de artikelen 56, § 1, 58, §
3, 5°, a en 58, § 4, 5°, a, mogen de personen die niet voldoen
aan de diplomavereisten, bedoeld in artikel 56, zich binnen een termijn
van 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit inschrijven
voor het volgen van een erkende cursus van specifieke aanvullende vorming,
bedoeld in artikel 58, § 1, 2°, of deelnemen aan een erkend specifiek
examen, bedoeld in artikel 58, § 1, 3°, op voorwaarde dat zij
voldoen aan de bepalingen van artikel 59 en dat zij het bewijs kunnen
leveren te beschikken over een beroepservaring, bedoeld in artikel 57,
van ten minste 15 jaar. (1)]
[Art. 64. § 1. De personen die op de datum van inwerkingtreding van
dit besluit reeds coördinatieactiviteiten, waarin de toepassing van
de algemene preventiebeginselen is geïntegreerd, uitvoerden, mogen
de functie van coördinator uitoefenen mits zij voldoen aan de voorwaarden
gesteld in de artikelen 56 en 59 en binnen een termijn van drie jaar na
de datum van inwerkingtreding van dit besluit in staat zijn :
1° hetzij, het bewijs te leveren bedoeld in artikel 58, § 1,
1°, a) en, binnen een termijn van één jaar na de datum
van inwerkingtreding van dit besluit, het bewijs van inschrijving voor
te leggen voor het volgen van een erkende cursus aanvullende vorming,
zoals bedoeld in het voormelde koninklijk besluit van 10 augustus 1978;
2° hetzij, het bewijs te leveren bedoeld in artikel 58, § 1,
2° en, binnen een termijn van één jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit besluit, het bewijs van inschrijving voor te
leggen voor het volgen van een erkende cursus van de specifieke aanvullende
vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen;
3° hetzij, het bewijs te leveren geslaagd te zijn in het examen bedoeld
in artikel 58, § 1, 3° en, binnen een termijn van één
jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een door hen ondertekende
verklaring op eer voor te leggen waaruit hun intentie blijkt vóór
het verstrijken van de voormelde termijn van drie jaar aan zulk examen
deel te nemen.
§ 2. Voor de toepassing van de bepalingen van § 1, 2° en
3° en in afwijking van de bepalingen van de artikelen 56, § 1,
58, § 3, 5°, a en 58, § 4, 5°, a, worden de personen
die het bewijs kunnen leveren dat zij op de datum van inwerkingtreding
van dit besluit beschikken over een beroepservaring, bedoeld in artikel
57, van ten minste 15 jaar, vrijgesteld van de diplomavereisten vastgesteld
in artikel 56. (1)]
[Art. 65. Met uitzondering van de personen bedoeld
in artikel 56, § 2, moet de persoon die de functie van coördinator-ontwerp
of coördinator-verwezenlijking uitoefent, in staat zijn om het bewijs
te leveren gecertificeerd te zijn volgens de norm NBN EN ISO 17024 (deze
norm kan bekomen worden bij het Belgisch Instituut voor Normalisatie).
Het in vorig lid bedoelde bewijs wordt geleverd aan de hand van een certificaat,
uitgereikt door een certificatie-instelling die specifiek voor het uitvoeren
van de certificatie van personen geaccrediteerd is door het Belgisch Accreditatiesysteem,
overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van
certificatie- en keuringsinstellingen alsmede van beproevingslaboratoria,
of door een gelijkwaardige accreditatie-instelling opgericht binnen de
Europese Economische Ruimte.
Het in het eerste lid bedoelde bewijs moet kunnen voorgelegd worden uiterlijk
op 31 december 2007.
Uiterlijk op 31 december 2006 moet de in het eerste lid bedoelde persoon
een door de certificatie-instelling verstrekt ontvangstbewijs kunnen voorleggen
waaruit blijkt dat hij bij die instelling een aanvraagdossier heeft ingediend
om als coördinator-ontwerp of coördinator-verwezenlijking te
worden gecertificeerd. (3)]
[Art. 65bis. De bepalingen van deze onderafdeling
zijn van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen met een totale
oppervlakte kleiner dan 500 m2.
Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor de medewerking van een architect
wettelijk vereist is
Art. 65ter. § 1. Voor de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen waarvoor de medewerking van een architect wettelijk vereist
is, wordt de functie van coördinator-ontwerp en van coördinator-verwezenlijking
uitgeoefend door personen die voldoen aan de voorwaarden van de onderafdeling
I, met dien verstande dat de personen bedoeld in artikel 56, § 2,
slechts deze functies mogen uitoefenen op bouwplaatsen waar geen werkzaamheden
uitgevoerd worden opgesomd in artikel 26, § 1 en waarvan de omvang
kleiner dan de omvang gedefinieerd in artikel 26, § 2.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 mag de functie van
coördinator-verwezenlijking uitgeoefend worden door personen die
aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° op een tijdelijke of mobiele bouwplaats bedoeld in artikel 26,
§ 1, of artikel 26, § 2, voldoen zij aan de bepalingen van artikel
65quater, § 2;
2° op een tijdelijke of mobiele bouwplaats bedoeld in artikel 26,
§ 3, voldoen zijn aan de bepalingen van artikel 65quater, §
2 of artikel 65quinquies.
Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor de medewerking van een architect
wettelijk niet vereist is
Art. 65quater. §
1. Op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor de medewerking van
een architect wettelijk niet vereist is en waar ofwel werkzaamheden uitgevoerd
worden opgesomd in artikel 26, § 1, ofwel de omvang van de werkzaamheden
ten minste gelijk is aan de omvang gedefinieerd in artikel 26, §
2, wordt de functie van coördinator-ontwerp en van coördinator-verwezenlijking
uitgeoefend door de personen bedoeld in artikel 65ter, § 1, met uitzondering
van de personen bedoeld in artikel 56, § 2.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van
§ 1 mag de functie van coördinator-ontwerp en van coördinator-verwezenlijking
uitgeoefend worden door de natuurlijke persoon die één van
de betrokken bouwdirecties belast met de uitvoering leidt, of door één
van zijn werknemers, indien aan de volgende voorwaarde voldaan is :
1° de persoon die de functie van coördinator uitoefent moet het
bewijs kunnen leveren dat hij voldoet aan de volgende vereisten en, wat
betreft c), levert naast de werknemer ook de natuurlijke persoon van de
werkgever dit bewijs :
a) ten minste tien jaar nuttige beroepservaring bezitten inzake de soorten
werken, bedoeld in artikel 26, § 1, waarvoor de functie van coördinator
wordt uitgeoefend, alsook kennis van de uitvoerings- en risicopreventietechnieken
van de andere werken die het voorwerp van dezelfde coördinatieopdracht
uitmaken;
b) gedurende ten minste vijf jaar een onderneming hebben geleid die één
of meer van de in artikel 2, § 1, bedoelde werken als voorwerp had,
of een even lange praktische beroepservaring bezitten in verband met de
leiding van een tijdelijke of mobiele bouwplaats of met het beheer en
de opvolging van de werken op zulke bouwplaats;
c) gedurende de in punt b) bedoelde periode, of, gedurende de laatste
vijf jaar op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar hij de functie
van coördinator heeft uitgeoefend, en wegens inbreuken op de voorschriften
betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk,
niet het voorwerp hebben uitgemaakt van :
-hetzij, een definitief geworden veroordeling;
- hetzij, een administratieve geldboete;
- hetzij, een niet vernietigd bevel tot stopzetting der werken in toepassing
van de bepalingen van artikel 3 van de wet van 16 november 1972 betreffende
de arbeidsinspectie;
d) hetzij, een vervolmakingsvorming inzake het welzijn op het werk, hetzij,
een opleiding in een erkend centrum voor middenstandsopleiding, een opleiding
in het kader van een industriële leerlingenwezen of een andere beroepsopleiding,
met gunstig gevolg hebben beëindigd, waarin gedurende ten minste
24 uur, de duur van het examen inbegrepen, ten minste de volgende onderwerpen
worden behandeld :
- de wettelijke en reglementaire voorschriften inzake het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk op tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen;
- de veiligheidsrisico's op bouwplaatsen;
- de gezondheidsrisico's op bouwplaatsen;
- het uitvoeren van risico-analyses en het integreren en vaststellen van
passende preventiemaatregelen, met inbegrip van deze nodig voor het uitvoeren
van latere werkzaamheden aan het bouwwerk;
- de instrumenten bij de coördinatie en coördinatiepraktijken;
2° de bouwdirectie is opgenomen in een lijst die de Algemene Directie
Toezicht op het Welzijn op het Werk publiceert op de webstek van de Federale
Overheidsdienst bevoegd voor het welzijn op het werk en die de aannemers
van bouwwerken vermeldt die aan alle onder 1° voorwaarden voldoen.
Om in de lijst te worden opgenomen richten de aannemers een aanvraag tot
de in vorig lid bedoelde Algemene Directie, samen met een kopie van alle
bewijsstukken waaruit moet blijken dat aan de onder 1° opgesomde voorwaarden
voldaan is.
De Algemene Directie plaatst een aannemer op de lijst na verificatie van
de bewijsstukken en vaststelling dat aan alle onder 1° opgesomde voorwaarden
voldaan is en verwijdert een aannemer van de lijst zodra zij kennis krijgt
dat hij aan één of meer van de voorwaarden niet langer beantwoordt.
Bij de uitoefening van haar in vorig lid opgedragen taak, kan de Algemene
Directie een aannemer horen op het kantoor van haar buitendienst, bevoegd
voor de hoofdzetel van de aannemer.
De aannemer die van de lijst is verwijderd om reden van een onverenigbaarheid
met één of meer van de onder 1° opgesomde voorwaarden,
kan slechts opnieuw in de lijst opgenomen worden, na het indienen van
een nieuwe aanvraag na afloop van de termijn vermeld in de voorwaarde
die de reden vormde van de verwijdering.
Art. 65quinquies. Op de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen waarvoor de medewerking van een architect wettelijk niet
vereist is, waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden opgesomd in artikel
26, § 1 en waarvan de omvang kleiner is dan de omvang gedefinieerd
in artikel 26, § 2, wordt de functie van coördinator-ontwerp
en van coördinator-verwezenlijking uitgeoefend door :
1° hetzij een
persoon bedoeld in artikel 65ter, § 1;
2° hetzij een
persoon bedoeld in artikel 65quater, § 2;
3° hetzij de
persoon die één van de betrokken bouwdirecties belast met
de uitvoering leidt, op voorwaarde dat hij in staat is om een attest voor
te leggen dat algemeen door de bouwsector aanvaard wordt als bewijs dat
hij met gunstig gevolg een opleiding heeft beëindigd van ten minste
12 uur, de duur van het examen inbegrepen, betreffende de maatregelen,
de technieken en de regelgeving inzake de veiligheid en de gezondheid
op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. (3)]
[Art. 65sexies. De persoon die de functie van
coördinator-ontwerp of coördinator- verwezenlijking als zelfstandige
uitoefent, sluit in eigen naam een verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid
af, waarvan de dekking rekening houdt met de omvang en de risico's van
de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar hij zijn functie uitoefent.
Voor de persoon die de functie van coördinator-ontwerp of coördinator-verwezenlijking
als werknemer uitoefent, sluit de werkgever een verzekering tegen burgerlijke
aansprakelijkheid af, waarvan de dekking rekening houdt met de omvang
en de risico's van de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar hij zijn
functie uitoefent, tenzij deze burgelijke aansprakelijkheid door de Staat
wordt gedekt. (3)]
[Art. 65septies. Teneinde op de hoogte te blijven
van de evolutie van de technieken en de regelgeving inzake de veiligheid
en de gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen dragen de coördinatoren-ontwerp
en de coördinatoren-verwezenlijking er zorg voor dat zij zich voortdurend
bijscholen.
Deze bijscholing gebeurt door het deelnemen aan kennisverrijkende initiatieven
in de vorig lid bedoelde domeinen, ingericht op privé-initiatief
dan wel op initiatief van de overheid, inzonderheid specifieke bijscholingscursussen
of studiedagen.
Voor de coördinatoren die gecertificeerd moeten zijn overeenkomstig
de bepalingen van artikel 65, bedraagt het totaal aantal uren van de bijscholing
ten minste 5 uur per jaar of 15 uur over een periode van drie jaar en
vormt deze bijscholing een vereiste voor het verlengen van het certificaat.
(3)]
Art. 66. Worden opgeheven in het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming
:
1° artikel 437bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 november
1982;
2° artikel 462tredecies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van
30 december 1959.
[Art. 67. opgeheven (2)]
Art. 68. De bepalingen van de artikelen 1 tot 67 van dit besluit en zijn
bijlagen vormen titel III, hoofdstuk V, van de Codex over het welzijn
op het werk, met de volgende opschriften :
1° "Titel III : Arbeidsplaatsen."
2° "Hoofdstuk V : Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen."
[Art. 69. De in artikel 58 bedoelde stukken die
op onregelmatige wijze zijn bekomen, zijn van nul en gener waarde. (3)]
Art. 70. De bepalingen van hoofdstuk V "Bijzondere bepalingen betreffende
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen" van de wet van 4 augustus 1996 betreffende
het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, hebben uitwerking
met ingang van 1 augustus 1999.
Het koninklijk besluit van 28 juni 1999 houdende vaststelling van de datum
van inwerkingtreding van hoofdstuk V van de wet van 4 augustus 1996 betreffende
het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wordt ingetrokken.
Art. 71. (1) Dit besluit treedt in werking
de eerste dag van de derde maand na die waarin het is bekendgemaakt in
het Belgisch Staatsblad.
[§2 en §3 opgeheven. (3)]
Art. 72. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering
van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 januari 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Het veiligheids- en gezondheidsplan bevat ten minste
de volgende elementen :
1° de beschrijving van het te realiseren bouwwerk vanaf het ontwerp
tot de volledige verwezenlijking ervan;
2° de beschrijving van de resultaten van de risicoanalyses bedoeld
in artikel 3, 6°;
3° de beschrijving van de preventiemaatregelen bedoeld in artikel
3, 6°. Deze beschrijving omvat :
a. het geheel van de preventieregels en -maatregelen, bedoeld in afdeling
III van dit deel, die aangepast zijn aan de kenmerken van het bouwwerk
en voortvloeien uit de toepassing van de algemene preventieprincipes;
b. de specifieke maatregelen met betrekking tot de werkzaamheden bedoeld
in artikel 26, § 1;
c. de instructies voor de tussenkomende partijen;
4° de raming van de duur van de verwezenlijking van de verschillende
werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar plaatsvinden.
5° de lijst met de namen en de adressen van alle opdrachtgevers, bouwdirecties
en aannemers, vanaf het moment dat deze personen bij de bouwplaats betrokken
worden;
6° de naam en het adres van de coördinator-ontwerp;
7° de naam en het adres van de coördinator-ver-wezenlijking vanaf
het moment van zijn aanstelling.
De inhoud van het veiligheids- en gezondheidsplan wordt aangepast in functie
van de volgende elementen :
1° in voorkomend geval, de wijzigingen in verband met de uitvoeringsmodaliteiten,
overeengekomen tussen de tussenkomende partijen, waarvan de weerslag op
het welzijn bij het werk dezelfde waarborgen biedt als de oorspronkelijk
in het plan voorziene uitvoeringsmodaliteiten;
2° in voorkomend geval, de opmerkingen van de tussenkomende partijen
aan wie de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan, die hen
aanbelangen, zijn overgemaakt;
3° de stand van de werken;
4° het identificeren van onvoorziene risico's of onvoldoende onderkende
gevaren;
5° het optreden of het vertrek van tussenkomende partijen;
6° de eventueel aan het ontwerp of de werken aangebrachte wijzigingen.
Het veiligheids- en gezondheidsplan bevat ten minste
de volgende elementen :
1° de inventarisatie van de risico's bedoeld in artikel 3, 6°;
2° de vastgestelde preventiemaatregelen bedoeld in artikel 3, 6°;
3° de lijst met de namen en de adressen van alle opdrachtgevers, bouwdirecties
en aannemers, vanaf het moment dat deze personen bij de bouwplaats betrokken
worden;
4° de naam en het adres van de coördinator-ontwerp;
5° de naam en het adres van de coördinator-verwezenlijking vanaf
het moment van zijn aanstelling.
De inhoud van het veiligheids- en gezondheidsplan wordt aangepast in functie
van de volgende elementen :
1° in voorkomend geval, de wijzigingen in verband met de uitvoeringsmodaliteiten,
overeengekomen tussen de tussenkomende partijen, waarvan de weerslag op
het welzijn bij het werk dezelfde waarborgen biedt als de oorspronkelijk
in het plan voorziene uitvoeringsmodaliteiten;
2° in voorkomend geval, de opmerkingen van de tussenkomende partijen
aan wie de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan, die hen
aanbelangen, zijn overgemaakt;
3° de stand van de werken;
4° het identificeren van onvoorziene risico's of onvoldoende onderkende
gevaren;
5° het optreden of het vertrek van tussenkomende partijen;
6° de eventueel aan het ontwerp of de werken aangebrachte wijzigingen.
1° de algemene maatregelen betreffende de organisatie
van de tijdelijke of mobiele bouwplaats die vastgesteld zijn door de opdrachtgever
en de bouwdirecties in samenspraak met de coördinator-ontwerp en
de coördinator-verwezenlijking;
2° de algemene maatregelen die voortvloeien uit de verplichtingen
die worden opgelegd door de opdrachtgever in wiens inrichting activiteiten
betreffende een tijdelijke of mobiele bouwplaats worden verricht;
3° de vereisten die voortvloeien uit de wederzijdse inwerking van
de activiteiten inzake gebruik en exploitatie op het terrein zelf of in
de nabijheid van het terrein waar de tijdelijke of mobiele bouwplaats
is gevestigd;
4° de coördinatiemaatregelen die inzonderheid betrekking hebben
op :
- de horizontale, verticale of andere verplaatsingsroutes of -zones of
verkeersroutes of -zones;
- het hanteren van materialen en materieel, in het bijzonder de problemen
van de wederzijdse inwerking tussen hefwerktuigen op de bouwplaats of
in de nabijheid ervan;
- het beperken van het beroep doen op het manueel hanteren van lasten;
- de afbakening en inrichting van opslagzones voor verschillende materialen,
met name als het om gevaarlijke stoffen of producten gaat;
- de voorwaarden voor het opslaan, verwijderen of afvoeren van aarde,
afval, puin en gruis;
- de voorwaarden voor de verwijdering van gevaarlijke materialen;
- het installeren en gebruiken van collectieve beschermingsmiddelen en
van tijdelijke toegangswegen;
- het gebruik van de algemene elektrische installatie;
- de wisselwerking met gebruiksactiviteiten op de site van de bouwplaats,
inzonderheid het gebruik van gemeenschappelijke stellingen en toegangsmiddelen;
- de wisselwerking met gebruiks- of exploitatieactiviteiten op de site
van de bouwplaats of in de omgeving ervan;
- het in goede orde houden van de bouwplaats;
5° de algemene modaliteiten ter verzekering van het in goede orde
en met voldoende bescherming van de gezondheid in stand houden van de
bouwplaats, inzonderheid de vastgestelde voorschriften en maatregelen
tot vastlegging van de voorwaarden opdat de lokalen, bestemd voor het
personeel op de bouwplaats in overeenstemming zouden zijn met de erop
toepasselijke voorschriften inzake veiligheid, gezondheid en arbeidsvoorwaarden;
6° de praktische inlichtingen die specifiek zijn voor de bouwplaats
wat betreft de hulpverlening, evacuatie van personen, evenals de gemeenschappelijke
organisatorische maatregelen die terzake zijn getroffen;
7° de algemene modaliteiten (tijdstippen, plaatsen, frequentie) voor
overleg en samenwerking op de bouwplaats tussen de verschillende tussenkomende
partijen en desgevallend de exploitanten of beheerders die een activiteit
uitoefenen op de bouwplaats zelf of in de nabijheid ervan; evenals de
algemene regels betreffende het verspreiden van informatie, instructies
en bevelen aan deze personen en de algemene regels inzake het toezicht
op de tenuitvoerlegging ervan;
8° de algemene regels (tijdstippen, plaatsen, frequentie) voor samenwerking
en overleg op de bouwplaats tussen de werkgevers en werknemers evenals
deze betreffende de informatie van de werknemers en het verspreiden van
de instructies die voor hen bestemd zijn.
Het coördinatiedagboek vermeldt de volgende elementen
:
1° de namen en adressen van de tussenkomende partijen, het ogenblik
van hun tussenkomst op de bouwplaats en voor ieder van hen, het voorziene
aantal op de bouwplaats tewerk te stellen werknemers evenals de voorziene
duur van de werken;
2° de beslissingen, vaststellingen en gebeurtenissen die voor het
ontwerp of de verwezenlijking van het bouwwerk van belang zijn;
3° de opmerkingen gemaakt aan de tussenkomende partijen, inzonderheid
deze betreffende hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzen of nalatigheden
die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes, en de gevolgen
die ze eraan gegeven hebben;
4° de opmerkingen van de aannemers, aangevuld met het visum van de
betrokken partijen;
5° de gevolgen gegeven aan de opmerkingen van de tussenkomende partijen
en van de werknemersvertegenwoordigers die van belang zijn voor het ontwerp
van het project of de verwezenlijking van het bouwwerk;
6° de tekortkomingen van de tussenkomende partijen ten opzichte van
de algemene preventiebeginselen, de toepasselijke regels en de concrete
maatregelen aangepast aan de specifieke kenmerken van de tijdelijke of
mobiele bouwplaats, of ten opzichte van het veiligheids- en gezondheidsplan;
7° de verslagen van de vergaderingen van de coördinatiestructuur
bedoeld in artikel 3, 9°;
8° de ongevallen.
Het postinterventiedossier bevat ten minste de volgende
elementen :
1° de informatie betreffende de structurele en essentiële elementen
van het bouwwerk;
2° de informatie betreffende de aard en de plaats van aantoonbare
of verborgen gevaren, inzonderheid ingewerkte nutsleidingen;
3° de plannen die werkelijk met de uitvoering en de afwerking overeenstemmen;
4° de architecturale, technische en organisatorische elementen in
verband met de verwezenlijking, de instandhouding en het onderhoud van
het bouwwerk;
5° de informatie voor de uitvoerders van te voorziene latere werkzaamheden,
inzonderheid de herstelling, vervanging of ontmanteling van installaties
of constructie-elementen;
6° de relevante verantwoording van de keuzen in verband met onder
andere de toegepaste uitvoeringsmethoden, technieken, materialen of architecturale
elementen.
7° de identificatie van de gebruikte materialen.
Het postinterventiedossier bevat ten minste de volgende
elementen :
1° de informatie betreffende de structurele en essentiële elementen
van het bouwwerk;
2° de informatie betreffende de aard en de plaats van aantoonbare
of verborgen gevaren, inzonderheid ingewerkte nutsleidingen;
3° de plannen die werkelijk met de uitvoering en de afwerking overeenstemmen;
4° de identificatie van de gebruikte materialen.
De coördinatiestructuur is samengesteld uit :
1° de opdrachtgever of zijn vertegenwoordiger;
2° de coordinator-verwezenlijking;
3° de aanwezige aannemers of hun vertegenwoordigers;
4° de bouwdirectie belast met de uitvoering;
5° de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering;
6° een vertegenwoordiger van elk comité voor preventie en bescherming
op het werk, of bij ontstentenis, van elke syndicale afvaardiging van
de op de bouwplaats aanwezige aannemers;
7° indien nodig, de preventieadviseurs van de opdrachtgever en van
de op de bouwplaats aanwezige aannemers;
8° twee vertegenwoordigers van het comité voor Preventie en
Bescherming op het werk van de onderneming van de opdrachtgever, wanneer
de tijdelijke of mobiele bouwplaats gelegen is in een instelling of een
site waar de opdrachtgever personeel tewerkstelt en waarvoor hij zulk
comité heeft opgericht;
9° iedere andere persoon die door de opdrachtgever wordt uitgenodigd.
(3)]
Voorafgaande kennisgeving bedoeld in artikel 45
1. Datum van de mededeling : . . . . .
2. Volledig adres van de bouwplaats : . . . . .
3. Opdrachtgever(s) [naam/namen, adres(sen) en telefoon- en faxnummer(s)]
: . . . . .
. . . . .
4. Aard van het bouwwerk : . . . . .
5. Bouwdirectie(s) [naam/namen, adres(sen) en telefoon- en faxnummer(s)]
: . . . . .
. . . . .
6. Coördinator(en) inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase
van het ontwerp van het bouwwerk [naam/namen, adres(sen) en telefoon-
en faxnummer(s)] : . . . . .
. . . . .
7. Coördinator(en) inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijkingsfase
van het bouwwerk [naam/namen, adres(sen) en telefoon- en faxnummer(s)]
: . . . . .
. . . . .
8. Vermoedelijke datum van aanvang der werkzaamheden op de bouwplaats
: . . . . .
9. Vermoedelijke duur van de werkzaamheden op de bouwplaats : . . . .
.
10. Vermoedelijk maximumaantal werknemers op de bouwplaats : . . . . .
11. Gepland aantal ondernemingen en zelfstandingen op de bouwplaats :
. . . . .
12. Identificatie van de reeds geselecteerde ondernemingen : . . . . .
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 januari 2001.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid van toepassing op bouwplaatsen, zoals bedoeld in artikel 50
1. Stabiliteit en stevigheid
1.a. De materialen, de outillage en algemeen gesproken elk element dat
bij welke verplaatsing dan ook de veiligheid en gezondheid van de werknemers
in gevaar kan brengen, moeten op passende veilige wijze worden gestabiliseerd.
1.b. De toegang tot elke oppervlakte bestaande uit materialen die onvoldoende
weerstand bieden, is slechts toegestaan indien de benodigde uitrusting
of passende middelen worden geleverd om de werkzaamheden op een veilige
manier te verwezenlijken.
2. Installaties voor energiedistributie.
2.a. Deze installaties dienen zodanig te zijn ontworpen en uitgevoerd
en te worden gebruikt dat zij geen brand- of ontploffingsgevaar opleveren
en dat personen op afdoende wijze worden beschermd tegen het gevaar van
elektrocutie door directe of indirecte aanraking.
2.b. Bij het ontwerp, de uitvoering en de keuze van het materiaal en de
beschermingsvoorzieningen dient rekening te worden gehouden met de aard
en het vermogen van de verdeelde energie, externe invloeden en de deskundigheid
van de personen die tot delen van de installatie toegang hebben.
3. Vluchtroutes en nooduitgangen
3.a. Vluchtroutes en nooduitgangen dienen vrij te zijn van obstakels en
via de kortste weg naar een veiligheidszone te voeren.
3.b. Bij gevaar moeten alle werkplekken snel en onder maximale veiligheidsomstandigheden
kunnen worden geëvacueerd.
3.c. Het aantal, de verdeling en de afmetingen van de vluchtroutes en
uitgangen zijn afhankelijk van de bestemming, de outillage en de afmetingen
van de bouwplaats en de ruimten alsmede van het maximale aantal personen
dat zich aldaar kan ophouden.
3.d. De specifieke vluchtroutes en nooduitgangen dienen gemarkeerd te
zijn in overeenstemming met de bepalingen betreffende de veiligheids-
of gezondheidssignalering op het werk.
Deze markering dient duurzaam te zijn en op daarvoor in aanmerking komende
plaatsen te worden aangebracht.
3.e. De vluchtroutes en nooduitgangen alsmede de verkeersroutes en de
deuren die daarop uitkomen dienen vrij te zijn van obstakels zodat ze
te allen tijde zonder belemmeringen kunnen worden gebruikt.
3.f. Vluchtroutes en nooduitgangen waar verlichting noodzakelijk is, dienen
te worden voorzien van een veiligheidsverlichting die bij het uitvallen
van de elektrische stroom voldoende lichtsterkte bezit.
4. Brandmelding en -bestrijding
4.a. Afhankelijk van de kenmerken van de bouwplaats en de afmetingen en
het gebruik van de ruimten, de aanwezige uitrusting, de fysische en chemische
eigenschappen van de aanwezige stoffen of materialen alsmede het maximale
aantal personen dat aanwezig kan zijn, dient er een voldoende aantal passende
brandbestrijdingsmiddelen en voor zover nodig brandmelders en alarmsystemen
te worden geplaatst.
4.b. Deze brandbestrijdingsmiddelen, brandmelders en alarmsystemen dienen
regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden.
Op gezette tijden moeten testen en relevante oefeningen plaatsvinden.
4.c. De niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen dienen gemakkelijk
bereikbaar en te gebruiken te zijn.
Zij dienen te worden voorzien van een markering in overeenstemming met
de bepalingen betreffende de veiligheids- of gezondheidssignalering op
het werk.
Deze markering dient duurzaam te zijn en op de daarvoor in aanmerking
komende plaatsen te worden aangebracht.
5. Ventilatie
De werknemers dienen met inachtneming van de werkmethoden en de fysieke
belemmeringen waaraan zij zijn onderworpen, over voldoende verse lucht
te beschikken.
Bij gebruik van een ventilatie-inrichting dient deze in gebruiksklare
toestand te worden gehouden en de werknemers niet bloot te stellen aan
luchtstromingen die de gezondheid schaden.
Een controlesysteem dient storingen te melden wanneer dat voor de gezondheid
van de werknemers nodig is.
6. Blootstelling aan bijzondere risico's
6.a. De werknemers mogen niet worden blootgesteld aan een schadelijk geluidsniveau
noch aan schadelijke invloeden van buitenaf (bijvoorbeeld gassen, dampen
of stof).
6.b. Indien werknemers een zone moeten betreden waar de atmosfeer mogelijk
een giftige of schadelijke stof of onvoldoende zuurstof bevat, of ontvlambaar
kan zijn, dient de atmosfeer in deze zone te worden gecontroleerd en moeten
passende maatregelen worden genomen om elk gevaar te voorkomen.
6.c. Een werknemer mag in geen enkel geval worden blootgesteld aan een
atmosfeer met verhoogd risico.
Hij moet in ieder geval permanent van buitenaf worden geobserveerd en
alle passende voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen opdat hem onmiddellijk
op doeltreffende wijze hulp kan worden geboden.
7. Temperatuur
De temperatuur dient, rekening houdende met de toegepaste werkmethoden
en de van de werknemers verlangde lichaamsinspanningen, tijdens het werken
te zijn afgestemd op het menselijk organisme.
8. Natuurlijke en kunstverlichting van werkplekken, ruimten en verkeersroutes
op de bouwplaats.
8.a. Werkplekken, ruimten en verkeersroutes dienen zoveel mogelijk en
voldoende natuurlijk te worden verlicht en 's nachts en overdag wanneer
het daglicht niet volstaat op passende en voldoende wijze met kunstlicht
te worden verlicht. Eventueel dienen verplaatsbare, schokbestendige lichtbronnen
te worden gebruikt.
De voor de kunstverlichting gebruikte kleur mag de waarneming van de markeringstekens
of -borden niet wijzigen of beïnvloeden.
8.b. De installaties voor de verlichting van ruimten, werkplekken en verkeersroutes
dienen zodanig te zijn geplaatst dat het type verlichting voor de werknemers
geen ongevallenrisico meebrengt.
8.c. Ruimten, werkplekken en verkeersroutes waar het uitvallen van de
kunstverlichting grote risico's voor de werknemers kan opleveren dienen
met een toereikende noodverlichting te zijn uitgerust.
9. Deuren en poorten
9.a. Schuifdeuren moeten voorzien zijn van een veiligheidssysteem waardoor
verhinderd wordt dat zij uit de rails lopen en omvallen.
9.b. Deuren en poorten die naar boven toe opengaan dienen te zijn voorzien
van een veiligheidssysteem waardoor zij niet kunnen terugvallen.
9.c. Deuren en poorten in het tracé van vluchtroutes dienen op
passende wijze te zijn gemarkeerd.
9.d. In de onmiddellijke omgeving van poorten die hoofdzakelijk voor het
verkeer van voertuigen zijn bestemd, dienen zich, althans wanneer de doorgang
voor voetgangers niet veilig is, deuren voor voetgangers te bevinden die
duidelijk zichtbaar als zodanig dienen te zijn gemarkeerd en te allen
tijde toegankelijk dienen te zijn.
9.e. Automatische deuren en poorten dienen zodanig te functioneren dat
zij geen gevaar voor de werknemers opleveren.
Zij dienen te zijn voorzien van gemakkelijk herkenbare en bereikbare noodstopvoorzieningen
en dienen, behalve wanneer zij bij stroomonderbreking automatisch opengaan,
met de hand te kunnen worden geopend.
10. Verkeersroutes - gevarenzones
10.a. Verkeersroutes, met inbegrip van trappen, vaste ladders en laadplatforms
en -hellingen, moeten zodanig worden berekend, gesitueerd, ingericht en
gereedgemaakt dat zij gemakkelijk, volledig veilig en overeenkomstig hun
bestemming kunnen worden gebruikt en dat de werknemers die zich in de
buurt van deze verkeersroutes bevinden geen enkel risico lopen.
10.b. De afmetingen van voor het verkeer van personen en/of goederen bestemde
verkeersroutes, inclusief die waar wordt gelost of geladen, dienen te
worden afgestemd op het mogelijke aantal gebruikers en de aard van het
werk.
Wanneer op deze verkeersroutes vervoermiddelen worden gebruikt, dient
voor de andere op de bouwplaats aanwezige personen een voldoende veiligheidsafstand
in acht te worden genomen of dienen passende beschermende maatregelen
te worden getroffen.
De routes dienen duidelijk te worden gemarkeerd, regelmatig gecontroleerd
en onderhouden.
10.c. De voor voertuigen bestemde verkeersroutes dienen op voldoende afstand
te zijn gelegen van deuren, poorten, doorgangen voor voetgangers, gangen
en trappen.
10.d. Indien de bouwplaats zones bevat waarvoor een beperkte toegang geldt,
dienen deze zones te worden uitgerust met voorzieningen die verhinderen
dat onbevoegde werknemers deze zones betreden.
Er dienen de nodige maatregelen te worden getroffen om werknemers die
gevarenzones mogen betreden te beschermen.
Gevarenzones dienen zeer duidelijk gemarkeerd te worden.
11. Laadplatforms en -hellingen
11.a. Laadplatforms en -hellingen dienen aangepast te zijn aan de omvang
van de te vervoeren lasten.
11.b. Laadplatforms dienen over ten minste één uitgang te
beschikken.
11.c. Laadhellingen dienen zo veilig te zijn dat werknemers er niet ten
val kunnen komen.
12. Bewegingsruimte op de werkplek
Het oppervlak van de werkplek moet zodanig zijn ingedeeld dat de werknemers
rekening houdend met de aanwezige noodzakelijke uitrusting of materialen,
voldoende bewegingsvrijheid voor hun werkzaamheden hebben.
13. Eerste hulp
13.a. De werkgever dient ervoor te zorgen dat er op eIk moment gekwalificeerd
personeel aanwezig is om eerste hulp te verlenen.
Er dienen maatregelen te worden getroffen om werknemers die betrokken
zijn bij een ongeval of die plotseling onwel worden, te kunnen vervoeren
voor medische verzorging.
13.b. Wanneer de omvang van de bouwplaats of de aard van de werkzaamheden
dat noodzakelijk maakt, dienen een of meer ruimten beschikbaar te zijn
voor het verlenen van eerste hulp.
13.c. De voor het verlenen van eerste hulp bestemde ruimten dienen te
worden voorzien van de uitrusting en de materialen die voor deze hulp
absoluut noodzakelijk zijn en dienen gemakkelijk met brancards toegankelijk
te zijn.
Zij moeten worden gemarkeerd overeenkomstig de bepalingen betreffende
de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.
13.d. Ook op alle plaatsen waar de arbeidsomstandigheden dat vereisen
dient materiaal voor eerste hulp aanwezig te zijn.
Dit materiaal dient te zijn voorzien van een passende markering en dient
gemakkelijk bereikbaar te zijn.
Het adres en het telefoonnummer van de plaatselijke eerste hulppost moeten
duidelijk zichtbaar zijn aangegeven.
14. Sanitaire voorzieningen
14.a. Kleedkamers en garderobekasten
14.a. 1°. Indien de werknemers speciale werkkleding moeten dragen
en hun uit gezondheids- of betamelijkheidsoverwegingen niet kan worden
verzocht zich in een andere ruimte om te kleden, dienen er voor hen geschikte
kleedruimten beschikbaar gesteld te worden.
De kleedruimten dienen gemakkelijk toegankelijk, ruim genoeg en van zitplaatsen
voorzien te zijn.
14.a. 2°. De kleedruimten dienen groot genoeg te zijn en zodanig te
zijn uitgerust dat de werknemers eventueel hun werkkleding alsmede hun
eigen kleding en persoonlijke eigendommen kunnen laten drogen en deze
achter slot en grendel kunnen opbergen.
Indien de omstandigheden zulks vereisen (gevaarlijke stoffen, vocht en vuil) dienen werkkleding en eigen kleding en persoonlijke
eigendommen afzonderlijk te kunnen worden bewaard.
14.a. 3°. Er dienen aparte kleedruimten voor mannen en vrouwen te
worden ingericht of die ruimten dienen gescheiden te worden gebruikt.
14.a. 4°. Wanneer er geen kleedkamers in de zin van punt 14.a. 1°,
eerste alinea, nodig zijn, dient elke werknemer te kunnen beschikken over
een ruimte waar hij zijn eigen kleding en persoonlijke eigendommen achter
slot en grendel kan bewaren.
14.b. Douches en wastafels
14.b. 1° Wanneer de aard van het werk of de zorg voor de gezondheid
dat noodzakelijk maakt, dienen er voldoende geschikte douches ter beschikking
van de werknemers te worden gesteld.
Voor mannen en vrouwen dienen aparte doucheruimten te worden ingericht
of de doucheruimten dienen gescheiden te worden gebruikt.
14.b. 2° De doucheruimten dienen groot genoeg te zijn om elke werknemer
in staat te stellen zonder belemmeringen en onder passende hygiënische
omstandigheden toilet te maken.
De douchecellen dienen van warm en koud stromend water te zijn voorzien.
14.b. 3°. Wanneer er geen douches in de zin van punt 14.b. 1°,
eerste alinea, noodzakelijk zijn, dienen in de nabijheid van de werkplekken
en de kleedruimten voldoende geschikte wastafels met stromend (zo nodig
warm) water te worden geplaatst.
Voor mannen en vrouwen dienen er aparte wastafels te worden geplaatst
of de wastafels dienen gescheiden te worden gebruikt, wanneer de betamelijkheid
zulks vereist.
14.b. 4°. Indien de douche- of wasruimten en de kleedruimten van elkaar
gescheiden zijn, dienen deze ruimten onderling met elkaar in verbinding
te staan.
14.c. Toiletten en wasgelegenheid
De werknemers dienen in de nabijheid van hun werkplek te kunnen beschikken
over verpozingsruimten, kleedkamers en douche- of wasruimten en speciale
ruimten voorzien van voldoende toiletten en wastafels.
Voor mannen en vrouwen dienen aparte toiletten te worden ingericht of
de toiletten dienen gescheiden te worden gebruikt.
15. Verpozingsruimten en onderkomens
15.a. Wanneer de veiligheid of de gezondheid van de werknemers zulks met
name vanwege de aard van het werk of het aantal werknemers of vanwege
de afgelegenheid van de bouwplaats noodzakelijk maakt, dienen de werknemers
de beschikking te hebben over gemakkelijk bereikbare verpozingsruimten
en/of onderkomens.
15.b. De verpozingsruimten en/of onderkomens dienen voldoende ruim bemeten
te zijn en uitgerust met een gezien het aantal werknemers voldoende aantal
tafels en stoelen met rugleuning.
15.c. Bij ontbreken van dergelijke ruimten dienen de werknemers de beschikking
te hebben over andere faciliteiten waar zij zich tijdens werkpauzes kunnen
ophouden.
15.d. Vaste onderkomens moeten voldoende sanitaire voorzieningen, een
eetruimte en een ontspanningsruimte omvatten, behalve indien zij slechts
bij uitzondering worden gebruikt.
Zij moeten uitgerust zijn met bedden, kasten, tafels en stoelen met rugleuning
met inachtneming van het aantal werknemers, en bij de verdeling moet rekening
worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van werknemers van beide
seksen.
15.e. In de verpozingsruimten en onderkomens dienen de nodige maatregelen
te worden getroffen om niet-rokers te beschermen tegen de door tabaksrook
veroorzaakte overlast.
16. Zwangere vrouwen en zogende moeders
Zwangere vrouwen en zogende moeders moeten de gelegenheid hebben om onder
passende omstandigheden te gaan liggen om uit te rusten.
17. Gehandicapte werknemers
Bij de inrichting van werkplaatsen dient, in voorkomend geval, rekening
te worden gehouden met gehandicapte werknemers.
Dit geldt met name voor deuren, verkeersroutes, trappen, douches, wastafels,
toiletten en werkplekken die door gehandicapte werknemers worden gebruikt
en werkplekken waar zij rechtstreeks werkzaam zijn.
18. Voorschriften van uiteenlopende aard
18.a. De omgeving en de omtrek van de bouwplaats dienen te worden gemarkeerd
en te zijn omgeven door afzettingen, zodat zij duidelijk zichtbaar en
als zodanig herkenbaar zijn.
18.b. De werknemers dienen zowel op de bouwplaats, als in de verschillende
ruimten en in de nabijheid van de werkplek, over voldoende drinkwater
en eventueel over een andere geschikte, alcoholvrije drank te kunnen beschikken.
18.c. De werknemers dienen :
- over faciliteiten te beschikken om hun maaltijden onder bevredigende
omstandigheden te kunnen nuttigen;
- zo nodig over faciliteiten te beschikken om hun maaltijden onder bevredigende
omstandigheden te kunnen bereiden.
Inleidende opmerking
Indien specifieke omstandigheden zulks vereisen, moet de indeling van
de minimumvoorschriften in twee afdelingen, zoals hierna is gedaan, niet
bindend worden geacht.
Afdeling I
Werkplekken in ruimten op de bouwplaatsen
l. Stabiliteit en stevigheid
De ruimten moeten een constructie en een stabiliteit bezitten die aangepast
zijn aan de aard van het gebruik dat ervan wordt gemaakt.
2. Deuren van nooduitgangen
De deuren van nooduitgangen dienen naar buiten open te gaan.
Deze deuren moeten op zodanige wijze zijn gesloten dat ze gemakkelijk
en onmiddellijk kunnen worden geopend door iedereen die ze in geval van
nood moet gebruiken.
Schuif- en draaideuren mogen niet als nooduitgang worden gebruikt.
3. Ventilatie
Indien klimaatregelings- of mechanische ventilatie-inrichtingen worden
gebruikt moeten deze zodanig functioneren dat de werknemers niet aan hinderlijke
luchtstromen worden blootgesteld.
Stortplaatsen van vuil en verontreinigingen die als gevolg van de vervuiling
van de in te ademen lucht een direct gevaar voor de gezondheid van de
werknemers kunnen opleveren, dienen snel te worden verwijderd.
4. Temperatuur
4.a. De temperatuur van verpozingsruimten, ruimten voor personeelsleden
die avond- of nachtdienst hehben, sanitaire ruimten, kantines en ruimten
voor eerste hulp dient op de specifieke bestemming van deze ruimten te
worden afgestemd.
4.b. Ramen, bovenlichten en glazen wanden dienen zodanig te worden geconstrueerd
dat, rekening houdende met de aard van het werk en het gebruik van de
ruimte, een te grote zonsinstraling kan worden voorkomen.
5. Natuurlijke en kunstverlichting
De werkplaatsen dienen zoveel mogelijk met voldoende natuurlijk licht
te worden verlicht en uitgerust te zijn met voorzieningen voor kunstverlichting
die geschikt zijn om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers
te beschermen.
6. Vloeren, muren en plafonds van de ruimten
6.a. De vloeren van de ruimten mogen geen oneffenheden, gaten of gevaarlijke
hellingen vertonen; zij moeten vast, stabiel en niet glad zijn.
6.b. De oppervlakken van vloeren, muren en plafonds in de ruimten moeten
gereinigd en afgekrabd kunnen worden om de juist hygiënische omstandigheden
te bereiken.
6.c. Transparante of lichtdoorlatende wanden en met name volledig glazen
wanden in de ruimten of in de onmiddellijke omgeving van werkplekken en
verkeersroutes, dienen duidelijk te worden gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal
vervaardigd te zijn of goed gescheiden te zijn van deze werkplekken en
verkeersroutes en wel zodanig dat de werknemers niet met deze wanden in
aanraking kunnen komen en niet gewond kunnen raken bij verbrijzeling ervan.
7. Ramen en bovenlichten van de ruimten
7.a. Ramen, bovenlichten en ventilatie-inrichtingen dienen door de werknemers
zonder risico te kunnen worden geopend, gesloten, geregeld en vastgezet.
In geopende stand mogen zij geen gevaar voor de werknemers opleveren.
7.b. Ramen en bovenlichten dienen zodanig te zijn ontworpen en uitgerust
dat zij kunnen worden schoongemaakt zonder gevaar voor de werknemers die
dit schoonmaakwerk verrichten of voor de aanwezige werknemers.
8. Deuren en poorten
8.a. De lokatie, het aantal, de gebruikte materialen en de afmetingen
van deuren en poorten zijn afhankelijk van de aard en de bestemming van
de ruimten.
8.b. Op doorzichtige deuren dient op ooghoogte een markering te worden
aangebracht.
8.c. Klapdeuren en poorten moeten transparant zijn of van transparante
kijkvensters zijn voorzien.
8.d. Wanneer de transparante of lichtdoorlatende oppervlakten van deuren
en poorten niet van veiligheidsmateriaal zijn vervaardigd en de vrees
bestaat dat werknemers bij het verbrijzelen van een van deze oppervlakten
gewond kunnen raken, dienen deze oppervlakten tegen indrukken of induwen
te zijn beschermd.
9. Verkeersroutes
Voor zover gebruik en uitrusting van de ruimten dat noodzakelijk maken
om de veiligheid van de werknemers te garanderen, dienen de verkeersroutes
duidelijk te worden afgebakend.
10. Specifieke maatregelen voor roltrappen en -paden
Roltrappen en -paden moeten veilig functioneren.
Zij dienen van de nodige veiligheidsinrichtingen te zijn voorzien.
Zij dienen met gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen
te zijn uitgerust.
11. Afmetingen en luchtvolume van de ruimten
Arbeidsruimten dienen een zodanige oppervlakte en hoogte te bezitten dat
de werknemers zonder gevaar voor hun veiligheid, gezondheid of welzijn
hun werk kunnen doen.
Afdeling II
Werkplekken in de open lucht op bouwplaatsen
1. Stabiliteit en stevigheid
1.a. Hoger of lager gesitueerde mobiele of vaste werkplekken moeten stevig
en stabiel zijn, waarbij rekening wordt gehouden met :
- het aantal werknemers dat zich op een plek bevindt,
- de maximale belasting en de verdeling daarvan,
- eventuele externe invloeden.
Indien de ondersteunende en de andere samenstellende delen van deze werkplekken
zelf niet stabiel zijn, moet men voor stabiliteit zorgen door middel van
geschikte, veilige bevestigingsmiddelen ten einde een toevallige of ongewilde
verplaatsing van de gehele werkplek of delen ervan te voorkomen.
1.b. Controle
De stabiliteit en de stevigheid moeten adequaat en vooral na een eventuele
wijziging van de hoogte of van de diepte van de werkplek worden gecontroleerd.
2. Installaties voor energiedistributie
2.a. Op de bouwplaats aanwezige installaties voor energiedistributie,
met name die welke aan externe invloeden blootstaan, dienen regelmatig
te worden gecontroleerd en onderhouden.
2.b. Installaties die al voor het begin van de werkzaamheden op de bouwplaats
aanwezig waren dienen te worden geïdentificeerd, gecontroleerd en
duidelijk gekenmerkt.
2.c. Wanneer er bovengrondse elektriciteitsleidingen zijn, dienen deze
zoveel mogelijk hetzij buiten de bouwplaats om te worden geleid, hetzij
spanningloos te worden gemaakt.
Indien dit niet mogelijk is, moeten er hekken of waarschuwingen worden
geplaatst om voertuigen en installaties op een afstand te houden.
Wanneer voertuigen op de bouwplaats onder elektriciteitsleidingen door
moeten rijden, dienen passende waarschuwingen en een bescherming onder
deze draden te zijn aangebracht.
3. Ongunstige weeromstandigheden
De werknemers moeten worden beschermd tegen ongunstige weersomstandigheden
die hun veiligheid en gezondheid in gevaar kunnen brengen.
4. Vallende voorwerpen
De werknemers moeten, wanneer dat technisch mogelijk is, als groep met
algemene middelen tegen vallende voorwerpen worden beschermd.
Materialen en uitrusting moeten zodanig worden geplaatst of gestapeld
dat zij niet kunnen instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.
Zo nodig moet er op de bouwplaats in overdekte doorgangen worden voorzien
of moet de toegang tot gevaarlijke zones onmogelijk worden gemaakt.
5. Naar beneden vallen van een hoogte
5.a. Het vallen van een hoogte moet materieel worden voorkomen door met
name stevige leuningen die hoog genoeg zijn en ten minste een kantplank,
een handleuning en een tussenregel of een andere gelijkwaardige voorziening
hebben.
5.b. Werkzaamheden op een hoogte mogen in beginsel alleen worden uitgevoerd
met behulp van adequate uitrustingen en algemene beschermingsmiddelen
zoals leuningen, platforms en vangnetten.
Indien het gebruik van dergelijke uitrustingen is uitgesloten op grond
van de aard van de werkzaamheden, dient te worden voorzien in passende
toegangsmiddelen en gebruik te worden gemaakt van een hangtuig of andere
veiligheidsvoorzieningen met verankering.
6. Bouwsteigers en ladders
6.a. Iedere steiger moet naar behoren zijn ontworpen, geconstrueerd en
onderhouden, zodat hij niet kan instorten of bij toeval gaan schuiven.
6.b. De platforms, doorgangen en ladders van de bouwsteiger moeten dusdanig
worden geconstrueerd, gedimensioneerd, beschermd en gebruikt dat niemand
kan vallen of door vallende voorwerpen kan worden getroffen.
6.c. De steigers moeten door een bevoegd persoon worden geïnspecteerd
:
1° voor hun ingebruikname;
2° daarna, op gezette tijden;
3° na iedere wijziging, periode van niet-gebruiken, blootstelling
aan weer en wind of aardschokken, of andere omstandigheden waardoor de
stevigheid of stabiliteit ervan mogelijk is aangetast.
6.d. De ladders moeten stevig genoeg zijn en op de juiste wijze worden
onderhouden.
Zij moeten op de juiste wijze worden gebruikt op de plaatsen waarvoor
zij bestemd zijn.
6.e. De verrijdbare steigers moeten worden beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen.
7. Hefwerktuigen
7.a. Ieder hefwerktuig en elk hulpstuk, met inbegrip van de bestanddelen,
bevestigingspunten, verankeringen en steunen moeten :
1° goed zijn ontworpen en geconstrueerd en stevig genoeg zijn voor
het gebruik dat ervan wordt gemaakt;
2° op de juiste wijze worden geïnstalleerd en gebruikt;
3° in een goede staat van onderhoud zijn;
4° overeenkomstig de vigerende wetsvoorschriften regelmatig worden
nagekeken en aan tests en controles worden onderworpen;
5° worden bediend door gekwalificeerde werknemers die hiervoor speciaal
zijn opgeleid.
7.b. Op elk hefwerktuig en elk hulpstuk moet het maximumlaadvermogen duidelijk
zichtbaar zijn aangegeven.
7.c. De hefwerktuigen en de hulpstukken mogen niet voor andere doeleinden
worden gebruikt dan die waarvoor zij bestemd zijn.
8. Voertuigen en grondverzet- en materiaalverladingsmachines
8.a. Alle voertuigen en grondverzet- en materiaalverladingsmachines moeten
:
1° vakkundig zijn ontworpen en geconstrueerd, waarbij zoveel mogelijk
rekening is gehouden met de beginselen van de ergonomie;
2° in een goede staat van onderhoud zijn;
3° op de juiste wijze worden gebruikt.
8.b. De bestuurders en bedieners van voertuigen en machines voor grondverzetwerkzaamheden
en materiaalverlading moeten hiervoor speciaal zijn opgeleid.
8.c. Er moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om te voorkomen dat
voertuigen of machines voor grondverzetwerkzaamheden en materiaalverlading
in uitgravingen of in het water terechtkomen.
8.d. Evenwel moeten grondverzet- en materiaalverladingsmachines voorzien
zijn van een constructie die moet voorkomen dat de bestuurder, ingeval
de machine omslaat, wordt verpletterd en die bescherming biedt tegen vallende
voorwerpen.
9. Installaties, machines en uitrustingen
9.a. Installaties, machines en uitrustingen, met inbegrip van al dan niet
gemotoriseerde handwerktuigen, moeten :
1° vakkundig zijn ontworpen en geconstrueerd, waarbij zoveel mogelijk
rekening is gehouden met de beginselen van de ergonomie;
2° in een goede staat van onderhoud zijn;
3° uitsluitend worden gebruikt voor werkzaamheden waarvoor zij zijn
ontworpen;
4° worden bediend door werknemers die hiervoor speciaal zijn opgeleid.
9.b. Installaties en toestellen onder druk moeten, overeenkomstig de vigerende
wetsvoorschriften, regelmatig worden nagekeken en aan tests en controles
worden onderworpen.
10. Uitgravingen, bouwputten, ondergrondse werkzaamheden, tunnels, grondverzetwerkzaamheden
10.a. Bij een uitgraving, bouwput, ondergronds werk of tunnel moeten passende
voorzorgsmaatregelen worden genomen :
1° door middel van passende stut- of taludwerkzaamheden;
2° om gevaren in verband met het vallen van personen, materiaal of
voorwerpen dan wel overstromingsgevaar te voorkomen;
3° om te zorgen voor voldoende ventilatie op alle werkplekken zodat
er een gezonde werkomgeving ontstaat die niet gevaarlijk of schadelijk
is voor de luchtwegen;
4° om de werknemers de gelegenheid te bieden om zich in geval van
brand, overstroming of instorting in veiligheid te brengen.
10.b. Vóór het begin van de grondverzetwerkzaamheden moeten
maatregelen worden getroffen om gevaren in verband met ondergrondse kabels
en andere distributiesystemen op te sporen en tot een minimum te beperken.
10.c. Er moeten veilige wegen naar en vanuit de uitgraving worden aangelegd.
10.d. De uitgegraven aarde, het materiaal en de voertuigen die in gebruik
zijn moeten op veilige afstand van de uitgravingen worden gehouden; in
voorkomend geval moet passend hekwerk worden geplaatst.
11. Sloopwerkzaamheden
Indien de sloop van een gebouw of een werk gevaar kan opleveren :
1° moeten passende voorzorgen, methoden en procedures worden aanvaard;
2° mogen de werkzaamheden slechts worden gepland en uitgevoerd onder
toezicht van een bevoegd persoon.
12. Metaal- en betonconstructies, bekisting en zware prefabelementen
12.a. Metaal- en betonconstructies en hun onderdelen, bekistingen, prefabelementen
of tijdelijke stutten en schoren mogen slechts worden gemonteerd of gedemonteerd
onder toezicht van een bevoegd persoon.
12.b. Er moeten toereikende voorzorgsmaatregelen worden getroffen om de
werknemers te beschermen tegen gevaren die samenhangen met de breekbaarheid
of de tijdelijke instabiliteit van een werk.
12.c. Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren moeten zodanig ontworpen,
berekend, geïnstalleerd en onderhouden worden dat zij zonder gevaar
de spanning kunnen dragen waaraan zij kunnen blootstaan.
13. Bouwkuipen en caissons
13.a. Alle bouwkuipen en caissons moeten :
1° goed geconstrueerd zijn, met geschikt en stevig materiaal dat voldoende
resistent is;
2° voorzien zijn van een adequate uitrusting die de werknemers in
staat stelt een veilig onderkomen te vinden wanneer water of materiaal
binnendringt.
13.b. Een bouwkuip of caisson mag slechts worden gebouwd, geïnstalleerd,
aangepast of gedemonteerd onder toezicht van een bevoegd persoon.
13.c. Alle bouwkuipen en caissons moeten regelmatig door een bevoegd persoon
worden geïnspecteerd.
14. Werken op het dak
14.a. Indien zulks nodig is om risico's te voorkomen of wanneer de hoogte
of de helling de waarden vastgesteld in de artikelen 462, 434.7.1 en 434.9.1.
van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming overschrijden, moeten
algemeen preventieve maatregelen worden getroffen om te vermijden dat
werknemers, werktuigen of andere voorwerpen of materialen vallen.
14.b. Indien werknemers moeten werken op of in de nabijheid van een dak
of een ander oppervlak van breekbaar materiaal waar men door kan vallen,
moeten preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat zij
het oppervlak van breekbaar materiaal per vergissing betreden of ten val
komen.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 januari 2001.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
1° Algemene en specifieke risico's betreffende het welzijn op het
werk op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen en de reglementering terzake.
2° Coördinatietechnieken.
3° De burgerrechtelijke aansprakelijkheid, de strafrechtelijke verantwoordelijkheid
en de bevoegdheden van de coördinator en van de andere tussenkomende
partijen.
4° De algemene principes van de reglementeringen die een invloed kunnen
hebben op de activiteiten op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, andere
dan de reglementeringen betreffende het welzijn van de werknemers bij
het uitoefenen van hun werk, inzonderheid :
- de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige
opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en haar uitvoeringsbesluiten;
- de reglementering betreffende de overeenkomsten en het opstellen van
overeenkomsten;
- de reglementeringen betreffende de wegsignalisatie;
- de reglementeringen in verband met het leefmilieu.
Na het beëindigen van de cursus, moeten de kandidaten in staat
zijn om of door te slagen in het specifiek examen moeten zij bewezen hebben
in staat te zijn om, inzonderheid :
- veiligheids- en gezondheidsanalyses uit te voeren van concepten en arbeidsmethoden
en -situaties op de bouwplaats, tijdens eventuele latere werken aan het
bouwwerk en, in de mate dat zij de veiligheid en de gezondheid op de bouwplaats
kunnen beïnvloeden, nabij de bouwplaats, door de verschillende vormen
van risico's te identificeren en de preventiemaatregelen voor te stellen;
- de evolutie te kunnen volgen van het veiligheids- en gezondheidsniveau
van installaties gedurende hun aanwezigheid op de bouwplaats;
- het geheel van de risico's op de bouwplaats te kunnen beheren en in
het bijzonder de residuele risico's die geïdentificeerd zijn door
de hierboven vermelde aanpak van de analyse;
- de andere tussenkomende partijen, wat ook hun niveau is, te kunnen motiveren
en vormen, om hun eigen veiligheid en gezondheid, alsook deze van de andere
personen die bij het bouwwerk of bij latere werken hieraan, betrokken
zijn, te garanderen.
Tijdens de examens, wordt vooral geverifieerd of de kandidaten de bovenvermelde
capaciteiten in voldoende mate bezitten.
A. Inleiding.
1° Voorstelling van de cursus (niet relevant voor de examens) :
a) onderlinge kennismaking van de deelnemers en de monitoren;
b) uiteenzetting van de algemene doelstelling;
c) toegepaste vormingsmethodes;
d) evaluatie van de nuttige beroepservaring van de deelnemers;
e) evaluatie van de verwachtingen en de behoeften van de deelnemers.
2° Voorstelling van de algemene risico's op bouwplaatsen.
3° Beschrijving van het algemene kader en van de functie van coördinator-ontwerp
en coördinator-verwezenlijking.
B. Regelgeving.
1° De relevante aspecten van de wet van 4 augustus 1996 betreffende
het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en van haar
uitvoeringsbesluiten.
2° De relevante aspecten van andere reglementeringen die rechtstreeks
of onrechtstreeks een verband kunnen hebben met het welzijn op het werk
op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, inzonderheid deze betreffende :
a) de fabricage en het op de markt brengen van diverse goederen en producten,
inzonderheid arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, gevaarlijke
producten en preparaten;
b) de ioniserende stralingen;
c) de arbeidsongevallen en de beroepsziekten;
d) de overheidsopdrachten;
e) het leefmilieu;
f) de signalisatie.
C. Ongevallen en gezondheidsschade bij het werk op tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen.
1° Definities en statistische gegevens.
2° Gevolgen, sociaal en economisch :
- voor het slachtoffer en de naastbestaanden;
- voor de onderneming;
- voor de maatschappij.
3° Juridische gevolgen voor de betrokken partijen, het verhaal, de
burgerlijke partijstelling.
4° Arbeidsongevallenverzekeringen, het Fonds voor arbeidsongevallen,
het Fonds voor beroepsziekten.
5° Situering van de bronnen van arbeidsongevallen ten opzichte van
de verscheiden fasen van het ontwerp, impact van de deskundigheid tijdens
het ontwerp.
6° Rendabiliteitsanalyse van ongeval- en ziektebestrijding.
D. De verschillende actoren, hun rol en de juridische aspecten.
De definities, de opdrachten, de bevoegdheden, de samenstelling, de werking,
de verantwoordelijkheden, de aansprakelijkheden, hun erkenning en de onderlinge
verhoudingen, welke al naargelang het geval van toepassing kunnen zijn
op de verscheidene actoren, die op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
kunnen tussenkomen, inzonderheid :
1° de werkgever, zijn lasthebbers of zijn aangestelden;
2° de interne en externe diensten voor preventie en bescherming op
het werk;
3° het Comité voor preventie en bescherming op het werk en
de syndicale delegatie;
4° de externe diensten voor technische controles op de arbeidsplaats;
5° de opdrachtgever, de bouwdirecties, de aannemers;
6° de coördinator-ontwerp;
7° de coördinator-verwezenlijking;
8° adviserende organen, inzonderheid het nationaal Actiecomité
voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf;
9° toezichthoudende overheden.
E. De risico's en de voorkomingsmaatregelen.
1° Algemeen :
a) definitie van een risico;
b) uiteenzetting van de algemene preventiebeginselen en hun hiërarchie;
c) een bijzondere aandacht voor de uitschakeling van de risico's aan de
bron, de verscherpte toepassing van materiële beschermingsmaatregelen
bij risico op ernstig letsel en de integratie van de algemene preventieprincipes
in het ontwerp en de activiteiten;
d) ergonomie;
e) psychosociale belasting.
2° Specifieke risico's en voorkomingsmaatregelen eigen aan de bouwactiviteiten
:
a) de risico's, de preventie en de beheersmaatregelen eigen aan elkeen
van de werkzaamheden bedoeld in artikel 26, § 1;
b) de risico's, de preventie en de beheersmaatregelen eigen aan andere
werkzaamheden dan deze, bedoeld in artikel 26, § 1, inzonderheid
in de volgende domeinen (niet limitatieve lijst) :
- gevaarlijke stoffen en preparaten, vervangproducten, etikettering;
- fysische, biologische en chemische agentia;
- elektriciteit;
- brand en explosie;
- besloten ruimten;
- afzonderlijk tewerkgestelde werknemers.
3° Specifieke risico's van externe oorsprong aan de bouwactiviteiten,
inzonderheid :
- risico's eigen aan de industriële activiteiten in de nabijheid
van of op de bouwplaats zelf;
- risico's eigen aan het verkeer in de onmiddellijke nabijheid van de
bouwplaats.
4° Maatregelen in geval van nood en bij onmiddellijk en ernstig gevaar.
5° Risico's bij het uitvoeren van latere werken aan het bouwwerk,
inzonderheid, onderhouds-, herstellings- en vervangingswerken.
6° Overzicht van alle op de markt beschikbare soorten collectieve
beschermingsmiddelen en hun aanwending.
7° Overzicht van alle op de markt beschikbare soorten persoonlijke
beschermingsmiddelen en hun aanwending.
F. Methodes voor het opsporen en evalueren van risico's.
1° Opsporing, analyse en evaluatie van de risico's.
2° Ongevalsonderzoek.
3° Audit.
4° Uiteenzetting en gebruik van diverse risico-evaluatietechnieken.
G. Opdrachten en vaardigheden van de coördinator.
1° De uitdrukkelijk in de wet en dit besluit vermelde opdrachten.
2° De impliciete vaardigheden :
a) observatie-, sensibiliserings-, motiverings- en communicatietechnieken,
met het oog op :
- het overtuigen van de tussenkomende partijen van het belang van veiligheid
en gezondheid en de noodzaak van coördinatie op tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen;
- conflictbeheersing en -oplossing;
b) kennis inzake de contractuele voorschriften en gebruiken inzake private
en overheidsopdrachten.
H. De instrumenten bij de coördinatie.
Uiteenzetting van de doelstellingen, de inhoud en de combinatie met, of
integratie in, andere documenten of instrumenten :
1° het veiligheids- en gezondheidsplan;
2° het coördinatiedagboek;
3° het postinterventiedossier;
4° de coördinatiestructuur.
I. De coördinatie in de praktijk.
1° Inzonderheid, wat de ontwerpfase betreft :
a) kennisname van het voorontwerp van bouwwerk en selectie van de elementen
die een invloed kunnen hebben op het welzijn van de werknemers, zowel
tijdens het uitvoeren van het bouwwerk als tijdens het uitvoeren van latere
werkzaamheden aan het bouwwerk, inzonderheid, de aard van het bouwwerk,
de architectonische aspecten, de eventuele te behouden of aan te passen
bestaande constructies, de te gebruiken materialen, de uitvoeringstermijnen,
de inplanting en de industriële en andere activiteiten op of in de
onmiddellijke nabijheid van de bouwplaats;
b) evaluatie van de risico's, uitwerking van beschermende maatregelen
en alternatieve uitvoeringswijzen, nieuwe evaluatie van de restrisico's,
gesprekken met de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp
en met eventuele andere betrokken of te betrekken personen;
c) opstellen van het veiligheids- en gezondheidsplan, openen en bijhouden
van het coördinatiedagboek en van het postinterventiedossier, de
algemene en de specifieke regels, de bouwplaatsinrichting, het intern
transport;
d) beoordeling van het deel van de offertes, bedoeld in artikel 30, waarin
de kandidaten de uitvoeringswijzen beschrijven die zij voorstellen toe
te passen.
2° Inzonderheid, wat de verwezenlijkingsfase betreft :
a) kennisname van het veiligheids- en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek
en het postinterventiedossier, kennisname van de uitvoeringswijzen voorgesteld
door de geselecteerde bouwdirectie belast met de uitvoering of door de
geselecteerde aannemers, gesprekken met de opdrachtgever, de bouwdirectie
belast met de controle op de uitvoering, de bouwdirectie belast met de
uitvoering, de oprichting van een coördinatiestructuur, de wisselwerking
met de industriële en andere activiteiten op of in de onmiddellijke
nabijheid van de bouwplaats;
b) aanpassing van het veiligheids- en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek
en het postinterventiedossier;
c) maatregelen voor de bouwplaatsinrichting, verticaal en horizontaal
intern transport, materiaalopslagplaatsen en zoneafbakening, toegang tot
de bouwplaats, noodplannen en maatregelen bij onmiddellijk en ernstig
gevaar;
d) keuring en onderhoud van arbeidsmiddelen en, in het bijzonder, van
deze onderworpen aan keuringen door een externe dienst voor technische
controle op de arbeidsplaats;
e) interactie en samenwerking tussen de verschillende tussenkomende partijen;
f) registratie en kennisgeving van inbreuken op de algemene en specifieke
regels en instructies, motivatie en overtuiging;
g) afsluiting en overdracht van het veiligheids- en gezondheidsplan, het
coördinatiedagboek en het postinterventiedossier.
A. Voor de erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming en het
erkend specifiek examen van niveau A, gelden de volgende nadere regelen
:
1° slechts examinandi die geslaagd zijn voor het deel van het examen,
bedoeld in artikel 58, § 3, eerste lid, 4°, a, respectievelijk
het deel van het examen, bedoeld in artikel 58, § 4, eerste lid,
4°, a, worden toegelaten een coördinatieproject op te stellen
en te verdedigen, zoals bedoeld in artikel 58, § 3, eerste lid, 4°,
b, respectievelijk artikel 58, § 4, eerste lid, 4°, b;
2° daartoe werken de organisatoren van deze examens een pakket uit
van ten minste tien verschillende opgaven van praktijkgevallen van tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen waar een coördinatiestructuur vereist is
in uitvoering van artikel 37, eerste lid.
De opgaven zijn derwijze opgesteld dat zij de nodige elementen en randvoorwaarden
bevatten, opdat een examinandus op basis hiervan een praktijkgeval van
coördinatieproject kan uitwerken;
3° de examinandus selecteert uit het pakket voorgestelde opgaven,
aan de hand van een blinde keuze, een opgave die hij tot coördinatieproject
uitwerkt;
4° de examinandus verdedigt zijn coördinatieproject voor de examenjury
binnen een termijn van minimum vijftien kalenderdagen, die de dertig kalenderdagen
evenwel niet overschrijdt;
5° de organisatoren van de examens wijzigen de opgaven voldoende frequent
om verspreiding ervan te vermijden.
B. Voor de erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming en het
erkend specifiek examen van niveau B, gelden de volgende nadere regelen
:
1° slechts examinandi die geslaagd zijn voor het deel van het examen,
bedoeld in artikel 58, § 3, eerste lid, 4°, a, respectievelijk
het deel van het examen, bedoeld in artikel 58, § 4, eerste lid,
4°, a, worden toegelaten een coördinatieproject op te stellen
en te verdedigen, zoals bedoeld in artikel 58, § 3, eerste lid, 4°,
b, respectievelijk artikel 58, § 4, eerste lid, 4°, b;
2° daartoe werken de organisatoren van deze examens een pakket uit
van ten minste tien verschillende opgaven van praktijkgevallen van tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen waar geen coördinatiestructuur vereist is
in uitvoering van artikel 37, eerste lid.
De opgaven zijn derwijze opgesteld dat zij de nodige elementen en randvoorwaarden
bevatten, opdat een examinandus op basis hiervan een praktijkgeval van
coördinatieproject kan uitwerken;
3° de examinandus selecteert uit het pakket voorgestelde opgaven,
aan de hand van een blinde keuze, een opgave die hij tot coördinatieproject
uitwerkt;
4° de examinandus verdedigt zijn coördinatieproject voor de examenjury
binnen een termijn van minimum vijftien kalenderdagen, die de dertig kalenderdagen
evenwel niet overschrijdt;
5° de organisatoren van de examens wijzigen de opgaven voldoende frequent
om verspreiding ervan te vermijden. (1)]
1° de bruggen, tunnels, viaducten;
2° de aquaducten, watertorens;
3° de torens, pylonen;
4° fabriekschouwen. (3)]